ECLI:NL:PHR:2008:BF0740
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht door verdachte in politiecontext
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2008 uitspraak gedaan over een cassatieberoep van het Openbaar Ministerie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, nadat hij tijdens zijn aanhouding in een politieauto en op het politiebureau bedreigende woorden had geuit tegen twee verbalisanten. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en stelt vast dat de bedreigende woorden van de verdachte, zoals 'ik ga jullie doodmaken', een onmiskenbaar bedreigende strekking hebben. Echter, het Hof had geoordeeld dat de omstandigheden waaronder deze woorden werden geuit, namelijk dat de verdachte geboeid was en zich in een ruimte bevond met meerdere politieambtenaren, in de weg stonden aan de redelijke vrees dat de verbalisanten daadwerkelijk in gevaar waren.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang en dat het oordeel onbegrijpelijk is. De woorden van de verdachte kunnen niet anders worden verstaan dan dat hij, gericht tegen de verbalisanten, heeft aangegeven hen te willen ombrengen zodra hij weer vrij zou zijn. De Hoge Raad concludeert dat de omstandigheden van de aanhouding niet voldoende zijn om de redelijke vrees bij de verbalisanten te ontzenuwen. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen met betrekking tot de bedreiging en de strafoplegging, en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de context waarin bedreigende woorden worden geuit en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden die de redelijke vrees van de bedreigde kunnen beïnvloeden. De uitspraak biedt ook inzicht in de vereisten voor bewezenverklaring van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.