ECLI:NL:PHR:2008:BF2107

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01507 W
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overname van een Portugese sanctie na overlijden van de veroordeelde

In deze zaak gaat het om een verzoek tot overname van een Portugese sanctie, ingediend door de Portugese autoriteiten. De veroordeelde was eerder door de Rechtbank te Groningen veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met inachtneming van de tijd die in Portugal en Nederland in detentie was doorgebracht. De Officier van Justitie, mr. I. Verkerk, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M.M.A.J. Goris, heeft het cassatieberoep tegengesproken.

Tijdens de procedure heeft de raadsvrouw op 19 juni 2008 aan de griffie van de Hoge Raad medegedeeld dat haar cliënte is overleden op 13 juni 2008. Dit heeft geleid tot de vraag of het verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van de straf nog wel ontvankelijk is, nu de grondslag aan het verzoek van de Portugese autoriteiten is komen te vervallen door het overlijden van de veroordeelde. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, zoals HR 24 september 1985, DD 86.078, en HR 6 december 2005, NJ 2006, 482, aangegeven dat in dergelijke gevallen de grondslag aan de vordering kan komen te vervallen.

De Hoge Raad heeft vervolgens overwogen dat, gelet op de relevante wetgeving, de zaak na vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank zelf kan worden afgedaan. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering.

Conclusie

Nr. 08/01507
Mr. Vellinga
Zitting: 16 september 2008
Conclusie inzake:
[veroordeelde]
1. De Rechtbank te Groningen heeft verlof tot tenuitvoerlegging verleend van de beslissing van de Meervoudige Kamer van de 9e Criminele Jurisdictie, 3e afdeling van het Gerechtelijk District Lissabon van 20 september 2006 en heeft de veroordeelde terzake van de in die beslissing bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opgelegd, met de bepaling dat de in Portugal en in verband met deze zaak in Nederland in detentie doorgebrachte tijd daarop in mindering zal worden gebracht.
2. Mr. I. Verkerk(1), Officier van Justitie in het arrondissement Zwolle-Lelystad, heeft beroep in cassatie ingesteld. Mr. L. Plas, plaatsvervangend Officier van Justitie bij het arrondissementsparket Groningen, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie. De raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, heeft het cassatieberoep tegengesproken.
3. De Officier van Justitie heeft naar aanleiding van een verzoek van de Portugese autoriteiten van 26 juli 2007 tot overname van de tenuitvoerlegging van een beslissing in een strafzaak op 8 februari 2008 een vordering als bedoeld in art. 18 WOTS ingediend. De veroordeelde is op 7 februari 2008 naar Nederland overgebracht en overeenkomstig art. 8 WOTS voorlopig aangehouden.
4. Op 19 juni 2008 heeft de raadsvrouw van de veroordeelde telefonisch aan de griffie van de Hoge Raad medegedeeld dat haar cliënte is overleden. Naar aanleiding van deze mededeling is een akte van overlijden bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Enschede opgevraagd. Blijkens deze akte is de veroordeelde aldaar op 13 juni 2008 overleden.
5. Nu het verzoek betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, is door het overlijden van de veroordeelde de grondslag aan het verzoek van de Portugese autoriteiten en de daarop berustende vordering van de Officier van Justitie van 8 februari 2008 komen te ontvallen. Zie in overeenkomstige zin in uitleveringszaken HR 24 september 1985, DD 86.078 (79.313U), alsmede de annotatie van Keijzer onder HR 6 december 2005, NJ 2006, 482.
6. De Hoge Raad kan, gelet op het bepaalde in artikel 440, eerste lid, Sv en de artikelen 28, eerste lid, en 32, zevende en negende lid, WOTS, de zaak na vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank zelf afdoen.
7. Deze conclusie strekt ertoe dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, en dat de Hoge Raad het Openbaar Ministerie alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Volgens art. 136 lid 6 Wet RO tevens plaatsvervangend Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Groningen en uit dien hoofde bevoegd beroep in cassatie in te stellen.