ECLI:NL:PHR:2009:BB0626
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. De Wit
- Rechtspraak.nl
Recht op teruggaaf van omzetbelasting voor binnen de EU gevestigd reisbureau
In deze zaak staat de vraag centraal of een binnen de EU gevestigd reisbureau recht heeft op teruggaaf van de in Nederland betaalde omzetbelasting. De belanghebbende, een Duits reisbureau, organiseert pakketreizen naar Nederland en heeft een verzoek ingediend om teruggaaf van omzetbelasting over de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 maart 2001, ter hoogte van NLG 29.165. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot een rechtszaak. Het Hof heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, met de overweging dat de handelingen van het reisbureau als één enkele dienst worden beschouwd, die in Duitsland belast is. De belanghebbende heeft cassatie ingesteld, waarbij twee cassatiemiddelen zijn ingediend. Het eerste middel betreft de schending van het Nederlandse recht, terwijl het tweede middel zich richt op een verzuim van vormen. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de relevante Europese richtlijnen en jurisprudentie betrokken, waaronder de Zesde richtlijn en de Achtste richtlijn. De Hoge Raad concludeert dat de regeling voor reisbureaus in de Zesde richtlijn niet in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd, waardoor de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van de in Nederland betaalde omzetbelasting. De conclusie is dat het cassatieberoep ongegrond wordt verklaard.