1 Zie het bestreden arrest onder 2.1 en 2.2 in verbinding met het rechtbankvonnis van 30 november 2005 onder 2.1 tot en met 2.7.
2 De cassatiedagvaarding is op 8 oktober 2007 uitgebracht.
3 Wet van 5 juni 2003 tot aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van onroerende zaken alsmede vaststelling en invoering van titel 7:12 (Aanneming van werk), Stb 2003, 238, in werking getreden met ingang van 1 september 2003 (Besluit van 25 juni 2003, Stb 2003, 272).
4 Zie over de zogenoemde Wet koop onroerende zaken o.m. Asser-Hijma 5-I (2007), nrs. 133-144.
5 De regeling bevat voorts bepalingen met betrekking tot de niet-inschrijfbaarheid van koop van een toekomstig registergoed, het dwingend karakter van het recht op inschrijving (lid 1), bemoeienis van de notaris (leden 2 en 6), de inschrijfbaarheid van een latere koop tussen dezelfde partijen (lid 5) en de reikwijdte van de bepaling (lid 7).
6 MvT, TK 1992-1993, 23 095 nr 3, p. 5.
7 Nota n.a.v. het eindverslag, TK 1995-1996, 23 095 nr. 8, p.10.
8 Zie ook Verslag van een schriftelijk overleg, TK 2000-2001, 23 095 nr. 10, Antwoorden van de minister, p. 29-30; MvA, EK 2001-2002, 23 095 nr. 178b, p. 19.
9 Zie over de verplichting om vrij van alle bijzondere lasten en beperkingen te leveren J.W.A. Hockx, Koop en levering van vastgoed, 2006, p. 160. Vgl. art 5 van de Model-koopovereenkomst bestaande eengezinswoning 2004, vastgesteld door NVM, Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis, volgens hetwelk de verkoper zich verplicht tot overdracht vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan.
10 MvT, TK 1992-1993, 23 095 nr. 3, p. 8.
11 Zie voor een discussie over de noodzaak (en mogelijkheid) van bescherming tegen faillissement in het licht van art. 35 en 37 Fw o.m. W.G. Huijgen, Aanvulling Boek 7 nieuw BW met koop en huurkoop van onroerende zaken en aanneming van werk, BR 2002, p. 1006, 1008; M.M. van Rossum, Wet koop onroerende zaken en aanneming van werk: enige notities met betrekking tot de consumentenbescherming, TvC 2003, p. 272-273; H.B. Krans, De nieuwe regeling der "Vormerkung", NbBW 2003, p. 177; S.E. Bartels en H.W. Heyman, De Vormerkung en de gelijke behandeling van schuldeisers, WPNR 6600 (2004), p. 939; A.A. van Velten, Mon. NBW B-65c (Koop van onroerende zaken), 2005, p. 46; S.E. Bartels, De Vormerkung drie jaar van kracht, BR 2006, p. 1076.
12 Verslag van een schriftelijk overleg, TK 2000-2001, 23 095 nr. 10, Antwoorden, p. 30, 31.
13 MvT, TK 1992-1993, 23 095 nr. 3, p. 10.
14 Nota van wijziging, TK 1995-1996, 23 095 nr. 6, p. 3.
15 Vgl. Bartels en Heyman, WPNR 6600 (2004), p. 939, noot 5: voor zover het de belangen van de koper niet schaadt, geldt gewoon het faillissementsrechtelijk regime.
16 Zie voor executoriaal beslag o.m. art. 453a Rv (roerende, niet-registerzaken), 474e Rv (aandelen), 475h Rv (vorderingen), 505 lid 2 Rv (onroerende zaken) en 566 lid 2 Rv (schepen). Krachtens art. 712, 715, 720, 726 respectievelijk 728a Rv zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag.
17 MvT, TK 1992-1993, 23 095 nr. 3, p. 9.
18 Zie voor een overzicht van de verschillende theorieën o.m. D.J. van der Kwaak, Het rechtskarakter van het beslagrecht, diss. 1990, m.n. p. 3-4 en hfst. VI; E.M. Hemmen, Beslag en rechtsgevolg, in: Discussies omtrent beslag, verhaal en beschikkingsbevoegdheid, 1997, p. 27 e.v.; S.E. Bartels en H.W. Heyman, Het beschermingsmechanisme van het beslag (tot levering) bij vervreemding en bezwaring van het beslagen goed (I), WPNR 6306 (1998), p. 193 e.v.; L.P. Broekveldt, Derdenbeslag, diss. 2003, nr. 4.3.2.
19 Bartels en Heyman, WPNR 6307 (1998), p. 208 e.v.; Vgl. HR 25 januari 1992, NJ 1992, 172 m.nt. HJS.
20 O.m. F.H.J. Mijnssen, Algemene aspecten van beslag en executie, preadvies KNB 1983, p. 7- 8; A.W. Jongbloed, Executierecht, 2008, par. 3.3.
21 F.H.J. Mijnssen, Enige aspecten van de blokkerende werking van beslag op een onroerende zaak, in: Vast en Goed (Van Veltenbundel), 2003, p. 163.
22 H.A. Stein, Goed beslagen, 2002, par. 58.
23 Mijnssen, Preadvies KNB 1983, p. 35-37; Jongbloed, a.w. par. 3.3; M. Ynzonides en H. Oudelaar, in: Executie en beslag (Vademecum Burgerlijk Procesrecht), 2001, par. 2.12 resp. 18.1.7.
24 Mijnssen, Vast en Goed, p. 166 en Materieel beslagrecht, 2003, par. 1.3.
25 MvA I Inv., Parl. Gesch. Invoering Boeken 3, 5 en 6 NBW, Wijziging Rv. e.a., p. 121; Van der Kwaak, diss., p. 186 e.v.; Ynzonides en Oudelaar, a.w. par. 2.12 resp. 18.1.7, 18.1.8; Stein, a.w., par. 65; Mijnssen, Materieel beslagrecht, par. 1.3; Jongbloed, a.w. par. 3.3.
26 A.A. van Velten, Koop van onroerende zaken en aanneming van werk (II), WPNR 6139 (1994), p. 397; Mon. NBW B-65c, p. 43; Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed, 2006, p. 141, 146; H. Stein, Incidenten bij de afwikkeling van verkoop en overdracht, Preadvies KNB 1998, p. 68; L.P. Broekveldt, Koop registergoed, "Vormerkung" en beslag (I), WPNR 6600 (2004), p. 937; J.J. Dammingh, Enkele opmerkingen over de Vormerkung, WPNR 6650 (2006), p. 27.
27 Broekveldt, WPNR 6600-6601 (2004), p. 937, 967; Bartels, in: Discussies omtrent beslag, verhaal en beschikkingsbevoegdheid, p. 97-98 en BR 2006, p. 1074.
28 In de eerste zin J.W.A. Hocks, De voorrangsaantekening nader beschouwd, WPNR 6664 (2006), p. 345 en Koop en levering van vastgoed, p. 225. In de laatste zin o.m. W.M. Kleyn, Bescherming van kopers van woningen, Preadvies KNB/VBR 1985, p. 57; Bartels, in: Discussies omtrent beslag, verhaal en beschikkingsbevoegdheid, p. 97, 103; Dammingh, WPNR 6650 (2006), p. 28. Zie over beide oplossingen: Van Velten, Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed, p. 147. Deze merkt op dat in het laatste geval in de notariële akte moet worden geconstateerd dat de eerdere levering aan de derde-verkrijger waardeloos was.
29 MvT, TK 1992-1993, 23 095, nr. 3, p. 10.
30 Nota naar aanleiding van het Eindverslag, TK 1995-1996, 23 095, nr. 8, p. 10.
31 Verslag van een schiftelijk overleg, TK 2000-2001, 23 095, nr. 10, Vragen, p. 11 resp. Antwoorden, p. 30.
32 In de memorie van grieven p. 14 verwijst ABN AMRO naar art. 3:268 BW. Bedoeld is vermoedelijk art. 3:270 BW.
33 Ik begrijp dat daarmee de hypotheekhouder wordt bedoeld.
34 Broekveldt, WPNR 6600-6601 (2004), p. 937, 962; dezelfde, Problemen rond 'Vormerkung', 'paritas creditorum' en rangorde, WPNR 6675 (2006), p. 559, 560.
35 MvT, TK 1992-1993, 23 095, nr. 3, p. 10.
36 Krans, NbBW 2003, p. 177; J.J. Dammingh, De nieuwe wet 'Koop onroerende zaken' en de makelaar, BR 2004, p. 296; S.E. Bartels, De Vormerkung drie jaar van kracht, BR 2006, p. 1074.
37 Voor een executoriaal beslag betekent dit dat de beslaglegger niet bevoegd is zijn verhaalsrecht door middel van executie, dus door verkoop in het openbaar, te doen effectueren. Hij kan door de koper gedwongen worden het beslag - dat wel kleeft, maar geen executiebevoegdheid geeft - op te heffen. Aldus Broekveldt, WPNR 6675 (2006), p. 560.
38 Hockx, Koop en levering van vastgoed, p. 228, 229; A.A. van Velten, Beantwoording rechtsvraag, WPNR 6614 (2005), p. 234; Bartels, BR 2006, p. 1074. In deze zin ook Vzngr. Rb Groningen 21 juli 2006, NJF 2006, 420, besproken door A.A. van Velten, WPNR 6739 (2008), p. 80.
39 Aldus Broekveldt, WPNR 6600 (2004), p. 936.
40 MvA II Inv., PG Boek 3 Inv., p. 1079-1081.
41 Verslag van een schriftelijke overleg, TK 2000-2001, 23 095, nr. 10, Antwoorden, p. 29.
42 H.M.I.Th. Breedveld en L.W. Kelterman, WPNR 6729 (2007), p. 916.
43 Broekveldt, WPNR 6675 (2006), p. 560, 561.
44 Bartels, BR 2006, p. 1073, 1075.
45 Zie MvG p. 14.
46 Stein, Preadvies KNB 1998, p. 62-63. Vgl. HR 30 maart 2001, NJ 2002, 380 m.nt. HJS.
47 E.W.J.H. de Liagre Böhl en J. Kist, Algemene aspecten van beslag en executie, Preadvies KNB 1983, p. 113; Hockx, Koop en levering van vastgoed, p. 172.
48 Hockx, Koop en levering van vastgoed, p. 240; Stein, Preadvies KNB 1998, p. 57-58; C.A. Kraan, Derdenbeslag onder de notaris (I), WPNR 6608 (2005), p. 110-111 en aldaar besproken jurisprudentie (verkoper heeft ingestemd met volmacht tot royement beslag tegen voldoening); Hof 's-Gravenhage 10 februari 2005, NJF 2005, 161, r.o. 6.4 (vast staat dat beslaglegger machtiging heeft verstrekt tot doorhaling bij voldoening). Vgl. in een enigszins andere context ook Hof 's-Gravenhage 20 juni 1985, NJ 1986, 283 (koper heeft notaris verzocht rekening te houden met beslag op gekochte).
49 HR 30 januari 1981, NJ 1982, 56 m.nt. WMK (Baarns beslag). In zijn conclusie voor het arrest merkt A-G Franx op dat de koper (en in diens voetspoor de notaris) een opschortings-/inhoudingsbevoegdheid heeft ter grootte van een zodanig bedrag dat door betaling daarvan aan de beslaglegger, opheffing van het beslag zou kunnen worden bewerkstelligd. Dit wil echter niet zeggen dat de koper jegens de verkoper bevoegd is zonder meer tot betaling aan de beslaglegger over te gaan.
50 A.S. Hartkamp, Compendium van het vermogensrecht voor de rechtspraktijk, 2005, nr. 25.
51 Vgl. A. Hammerstein, Eigenlijke en oneigenlijke zaaksvervanging, diss. 1977, p. 166.
52 NvW, Parl. Gesch. Boek 3, p. 864-865.
53 Zie bijvoorbeeld art. 3:213 lid 1 BW (vruchtgebruik), waarover Asser-Mijnssen 3-II, 2002, nr. 334.
54 Vgl. Bartels, BR 2006, p. 1075. Deze geeft niet aan op welk tijdstip de executie door de andere beslaglegger plaatsvindt. Ik neem aan dat bedoeld is dat deze plaatsvindt na de levering aan de koper. Zou dit anders zijn, dan zou, gelet op art. 7:3 lid 4 BW, bij het uitblijven van levering aan de koper, de bescherming van de inschrijving met terugwerkende kracht vervallen en de hier bedoelde problematiek in het geheel niet aan de orde zijn.