1 Zie het arrest van het hof 's-Hertogenbosch van 29 mei 2007 onder 4.1 t/m 4.2.3 in verbinding met het vonnis van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, van 21 december 2005 onder 3.1.
2 Rapport [A] d.d. 12 januari 2005, par. 3 sub a (dagv. prod. 3): wanneer [de dochter] 13 jaar wordt zal zij 50% gaan werken, en vanaf 2015 ([de dochter] wordt dan 19 jaar), net als in de situatie zonder overlijden, 90% tot aan haar pensionering.
3 De cassatiedagvaarding is op 17 augustus 2007 uitgebracht.
4 Zie hierover bijvoorbeeld: Asser-Hartkamp 4-I, 2004, nrs. 479-486; Schadevergoeding (Bolt), art. 6:108 BW en Mon. BW B-37 (Van Wassenaer/Bouman) 2008, nrs. 21-23 en 28.
5 Parl. Gesch. Boek 6, MvA II, p. 397 en EV I, p. 404; Parl. Gesch. Inv. 3, 5 en 6, MvA II Inv., p. 1311 en 1316.
6 HR 4 februari 2000, NJ 2000, 600 m.nt. MMM.
7 Bedoeld is kennelijk: behoeftigheid. Zie in die zin ook HR 19 juni 1970, NJ 1970, 380 en HR 11 juli 2008, RvdW 2008, 724. Zie over het verschil tussen de begrippen behoefte en behoeftigheid L.H. Pals, Onrechtmatige doodslag, 1983, p. 35.
8 HR 16 december 2005, NJ 2008, 186 m.nt. JBMV.
9 Zie daarover bijv. Asser-De Boer (2006), nrs. 621, 1030 en 1034-1036 en Personen- en familierecht (Wortmann), art. 1:397 BW, aant. 1 onder c.
10 Zie conclusie voor het arrest onder 22, met jurisprudentie. In die zin ook T. Hartlief, noot onder het arrest, AA 2006/4, p. 286.
11 J.B.M. Vranken, NJ-noot onder het arrest, sub 8.
12 NJ-noot onder het arrest, sub 9.
13 HR 11 juli 2008, RvdW 2008, 724.
14 Zie over deze berekeningsmethode o.a. H.J. van der Hoeven in: M.L.M. Renckens (red), Schaderegeling voor slachtoffers, 1993, par. 12.5; H.M. Storm, H.P.A.J. Kamp, E.W. Schön, Berekening van schadevergoeding, 1995, p. 224-256; Handboek personenschade, Schadevergoeding bij overlijden (G.C. Endedijk), par. 5 en bijlage 1; Schadevergoeding (Bolt), art. 108, aant. 32 e.v.. Zie over verschillende rekenmodellen in detail C. Visser, Rekenen wij correct?, VR 2008/10, p. 302 e.v.
15 HR 3 april 1970, NJ 1970, 379 m.nt. GJS; HR 1 juli 1977, NJ 1978, 73 m.nt. GJS; conclusie A-G Spier (sub 2.7) voor HR 4 februari 2000, NJ 2000, 600 m.nt. MMM.
16 Zie HR 5 juni 1981, NJ 1982, 221 m.nt. CJHB.
17 T. Hartlief in zijn noot onder HR 16 december 2005, AA 2006/4, p. 287 en dezelfde in: NTBR 2006, 64 onder 24.
18 Parl. Gesch. Boek 6, p. 398.
19 Mon. BW B-37 (Van Wassenaer/Bouman), nr. 22.
20 NJ 2008, 186 m.nt. JBMV.
21 Zie het door [verweerster] c.s. overgelegde rapport [A] d.d. 12 januari 2005 (dagv. prod. 3) respectievelijk de door Philip Morris overgelegde berekening van [B] (CvA prod. 7).
22 Zie ook de s.t. zijdens Philip Morris, voetnoot 25.
23 HR 16 december 2005, NJ 2008, 186 m.nt. JBMV, rov. 3.3.1.
24 Zie Asser-De Boer (2006), nr. 1035 i.v.m. 621; Personen- en familierecht (Wortmann), art. 1:397 BW, aant. 1 onder c; A-G Hartkamp in zijn conclusie voor het arrest van 16 december 2005 onder 20 en 22. Zie voorts Schadevergoeding (Bolt), art. 6:108 BW, aant. 24; T. Hartlief, AA 2006/4, p. 286. Terzijde: vóór het arrest van de Hoge Raad van 16 december 2005 merkte Hartkamp met betrekking tot art. 6:108 BW nog op dat over de vraag of ook rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de gerechtigde weduwe door arbeid een eigen inkomen kan verwerven, geen eenstemmigheid bestaat (Asser-Hartkamp, 4-I, 2004, nr. 483). Ontkennend: Storm, Kamp en Schön, Berekening van schadevergoeding, 1995, p. 232. Zie m.b.t. art. 1406 BW (oud): HR 30 januari 1959, NJ 1960, 85 m.nt. LEHR (nu van de weduwe gelet op de maatschappelijke positie en het inkomen van wijlen haar echtgenoot niet gevergd kan worden dat zij geheel of gedeeltelijk door het aanvaarden van een functie in loondienst in haar onderhoud gaat voorzien, behoort bij de schadeberekening geen rekening te worden gehouden met hetgeen zij wel zou kunnen, doch in feite niet zal verdienen).
25 Dagv. prod. 3.
26 Zie ook de formulering van de opdracht op p. 3 van het rapport.
27 Pleitnotities mr Zwagerman d.d. 26 maart 2007, sub 6.