1 Vgl. rov. 1.2 van de beschikking van de rechtbank van 22 oktober 2008. Bij gebreke van een daartegen gerichte klacht wordt in cassatie uitgegaan van de juistheid van de in deze rechtsoverweging opgenomen weergave van de inhoud van de beschikking van de rechter-commissaris van 28 juli 2008. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat lezing van deze beschikking leert dat de rechter-commissaris, in de veronderstelling dat sprake was van twee verzekeringen, al eerder had besloten tot afkoop van slechts één van de levensverzekeringen, en dat de rechter-commissaris - na van de curator verkregen informatie dat sprake was van slechts één verzekering - in de beschikking van 28 juli 2008 slechts heeft vastgehouden aan haar eerdere beslissing tot afkoop van deze ene (wel bestaande) verzekering.
2 Het beroepschrift is ondertekend door mr. M.C. van der Meij als "gemachtigde". In de aanhef van de beschikking van de rechtbank van 22 oktober 2008 staat echter vermeld dat het beroepschrift is ingediend door mr. M.C. van der Meij, "advocaat en procureur".
3 Vgl. rov. 1.3 van de beschikking van de rechtbank van 22 oktober 2008.
4 Vgl. rov. 1.4 van de beschikking van de rechtbank van 22 oktober 2008. In rov. 2.7 en rov. 2.8 van de beschikking van de rechtbank staat vermeld dat de beschikking van 28 juli 2008 was gebaseerd op het onjuiste gegeven dat er sprake was van twee verzekeringen, en dat de rechter-commissaris bij beschikking van 12 september 2008 haar beschikking van 28 juli 2008 dan ook heeft aangepast aan de situatie zoals die in werkelijkheid bestond. Bij gebreke van daartegen gerichte klachten, wordt in cassatie uitgegaan van de juistheid van deze rechtsoverwegingen. Gelijk in noot 1 al (deels) aan de orde kwam, wordt ook hier volledigheidshalve opgemerkt dat lezing van de beide beschikkingen van de rechter-commissaris anders leert, te weten dat het gegeven dat sprake was van slechts één levensverzekering, al aan de rechter-commissaris bekend was bij het nemen van haar beschikking van 28 juli 2008 en dat in die beschikking slechts besloten is vast te houden aan de eerdere beslissing tot afkoop van de (wel bestaande) levensverzekering. Op verzoek van de curator heeft de rechter-commissaris bij haar latere beschikking van 12 september 2008 beslist dat een deel van de afkoopsom, te weten een bedrag van € 3.536, zou toekomen aan [verzoeker] ten behoeve van zijn oudedagsvoorziening.
5 Hetgeen in noot 2 is opgemerkt geldt eveneens ten aanzien van dit (tweede) beroep.
6 Het verzoekschrift is op 31 oktober 2008 - en derhalve binnen de ex art. 426 lid 2 Rv jo 67 lid 1 F. geldende termijn van tien dagen - ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Zie o.m. HR 13 juli 2001, NJ 2001, 513.
7 Zie hierover ook Hugenholtz/Heemskerk, 2006, nr. 11 en Burgerlijke Rechtsvordering (Hammerstein), art. 15, aant. 1.
8 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 77. Vgl. voor verzoekschriftprocedures ook reeds art. 429f lid 2 Rv (oud).
9 Zie voor een beroep op deze bepaling ook pleitnotities zijdens [verzoeker], 2e en 3e alinea (procesdossier nr. 14).
10 HR 10 januari 1992, NJ 1992, 195. In casu zou de beroepstermijn eindigen op zaterdag 2 augustus 2008, zodat op grond van de Algemene termijnenwet verlenging plaatsvond tot maandag 4 augustus 2008.
11 HR 8 februari 1991, NJ 1992, 406, m.nt. JBMV onder NJ 1992, 407. Zie ook HR 2 juni 2006, R05/131HR, LJN:AV2661.
12 Vgl. HR 28 november 2003, NJ 2005, 465, m.nt. W.D.H. Asser (rov. 3.2) en HR 10 juni 2005, NJ 2005, 372 (rov. 3.3).
13 HR 23 december 2005, NJ 2006, 31 (rov. 3.2). De termijn gaat in na de dag van verstrekking of verzending van het processtuk.
14 Rov. 3.3.
15 Vgl. A-G Langemeijer die in zijn conclusie (onder 2.5) vóór HR 2 juni 2006, R05/131HR, LJN:AV2661, opmerkt dat uit de aard van de procedure en de korte beroepstermijn van art. 67 F. volgt dat het begrip 'bekwame spoed' veeleer in dagen dan in weken moet worden uitgedrukt.
16 Zie in dit verband de - in art. 125 lid 4 Rv gecodificeerde - rechtspraak met betrekking tot het herstel van het verzuim de zaak tijdig op de rol in te schrijven, voor welk herstel een termijn van veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag wordt gegund om een herstelexploot te doen uitbrengen. Vgl. (onder de vigeur van 125 lid 4 Rv): HR 8 februari 2008, NJ 2008, 94 en HR 13 april 2007, C07/046HR, LJN: BA3018, alsmede (onder Rv oud): HR 11 januari 2002, C01/287HR, LJN: AD5816; HR 19 april 1991, NJ 1991, 452 en HR 17 december 1982, NJ 1984, 59, m.nt. WHH. Dat de veertien dagen termijn ook geldt in geval appellant voor de aangezegde rechtsdag failliet wordt verklaard en verzuimt tijdig de zaak op de rol aan te brengen, blijkt uit HR 24 maart 2000, NJ 2000, 601, m.nt. HJS.
17 In verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken bij Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer van 20 maart 2008 (Stb. 2008, 100), welke wet per 1 september 2008 in werking is getreden (Stb. 2008, 274), dient per laatstgenoemde datum voor procureur te worden gelezen 'advocaat'. Dit geldt ook voor, onder meer, de artikelen 123 en 281 Rv.
18 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 445. De sanctie op niet tijdig herstel van het verzuim is in de dagvaardingsprocedure anders; art. 123 lid 2 Rv bepaalt dat gedaagde alsdan van de instantie wordt ontslagen.
19 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 307.
20 In dit arrest ging het overigens om de situatie dat het verzoekschrift is ingediend door een verkeerde procureur, d.w.z. een procureur die niet is toegelaten bij de rechtbank waar het verzoek is ingediend.
21 Vgl. Burgerlijke Rechtsvordering (Tjong Tjin Tai), art. 123, aant. 4 en Ynzonides & Koedoot 2008, (T&C Rv), art. 123 Rv, aant. 1.
22 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 4.
23 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 5.
24 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 5-6.
25 Parl. Gesch. Herz. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 444.
26 Gelijk door Tjong Tjin Tai wordt verdedigd, vgl. noot 21 hiervoor.
27 Vgl. HR 17 december 1982, NJ 1984, 59, m.nt. WHH.
28 Artikel LVIII lid 1 van de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer bepaalt dat de ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet in een zaak voor een partij gestelde procureur wordt beschouwd als de in deze zaak voor die partij gestelde advocaat.
29 Uit de gedingstukken wordt niet duidelijk of de door de advocaat later ingediende beroepschriften strekken tot aanvulling of tot vervanging van het eerder door [verzoeker] zelf ingediende beroep.