ECLI:NL:PHR:2009:BJ9895
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Oordeel over bewijsuitsluiting na vormverzuim tijdens doorzoeking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan over een cassatieberoep dat was ingesteld door verzoeker tegen een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. Verzoeker was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een geweer en kogelpatronen, en had een taakstraf opgelegd gekregen. De kern van de zaak betrof de vraag of het bewijs dat tijdens een doorzoeking was verkregen, rechtmatig was. De raadsman van verzoeker voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de grond voor verdere doorzoeking was weggevallen na de vondst van een vuurbuks die voldeed aan de beschrijving in de machtiging tot binnentreden. Het hof had echter geoordeeld dat de doorzoeking voortgezet mocht worden, wat leidde tot de verkrijging van aanvullend bewijs.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het geconstateerde verzuim tot bewijsuitsluiting moest leiden. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van dergelijke verzuimen rekening gehouden moet worden met de factoren genoemd in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waaronder het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim. Aangezien het hof deze factoren niet had overwogen, was het oordeel van het hof ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, maar vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het hof voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de rechter bij het uitsluiten van bewijs en de noodzaak om alle relevante factoren in overweging te nemen bij het beoordelen van vormverzuimen.