ECLI:NL:PHR:2010:BK3425
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens niet tijdig indienen van middelen
In deze zaak heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 22 maart 2007. De zaak is geregistreerd onder nummer 07/11971 en er bestaat samenhang met een andere zaak, genummerd 07/11969 P. De zitting vond plaats op 10 november 2009, waarbij de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden de conclusie heeft gepresenteerd.
De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend namens de verdachte. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient een raadsman binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging een schriftuur met middelen van cassatie in te dienen. Aangezien er bij de Hoge Raad geen tijdige schriftuur is ingediend, moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten.