1 Ontleend aan rov. 4.1 en 4.2 van het tussenarrest van het hof van 6 februari 2007 i.v.m. rov. 2.1 t/m 2.4 van het vonnis van de rechtbank van 21 januari 2004.
2 Het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor met producties is in hoger beroep overgelegd als prod. a bij MvG. Het ontbrak aanvankelijk in de zowel het A- als het B-dossier, doch is na daartoe strekkend verzoek alsnog door Geveke ter griffie van de Hoge Raad bezorgd. Blijkens MvA sub 7 e.v. draagt FPC kennis van de inhoud van dit processtuk.
3 Zie o.m. MvG sub 19, 22, 23, 27, 30, 35, 38-40, 48, met verwijzing naar verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor sub 40-65.
4 Zie o.m. MvA sub 29-30 resp. 31-34.
5 MvG sub 26 luidt: "In de geciteerde overwegingen [rov. 3.4 en 3.5 van het bestreden vonnis, toevoeging A-G] heeft de rechtbank wederom uitdrukkelijk het (gebruikelijke) verloop van het ontwikkelingsproject miskend. Ook - juist! - bij een omvangrijk project met grote financiële belangen wordt in een vroeg stadium overeenstemming bereikt waaraan partijen zijn gebonden, zonder dat overeenstemming bestaat over alle aspecten en onderdelen van het project. Zoals hiervoor aangegeven, is dit voor partijen juist een voorwaarde om aan een project medewerking te verlenen en in dit verband kosten te maken. Een dergelijke overeenstemming kan vanzelfsprekend aan voorwaarden worden verbonden, doch in het onderhavige geval heeft FPC hiertoe geen althans onvoldoende actie ondernomen."
6 Het verbeterde arrest bevindt zich alleen in het B-dossier.
7 Bedoeld zal zijn: rov. 4.5.1 of 4.5.7.
8 S.t. zijdens FPC sub 3.5.
9 M.R. Ruygvoorn, Afgebroken onderhandelingen en het gebruik van voorbehouden, 2009, p. 159.
10 Zie voor een overzicht Ruygvoorn, a.w., par. 6.5.
11 Verbintenissenrecht (Blei Weissmann), art. 217-227.I, aant. 32, 81, 88.2, met rechtspraakverwijzingen. Vgl. A-G Langemeijer in zijn conclusie (onder 2.5) voor HR 21 september 2007, LJN BA6239, RvdW 2007, 796: voorbehoud als vereiste waaraan eerst moet zijn voldaan voordat een partij zich wil verbinden.
12 Verbintenissenrecht (Blei Weissmann), art. 217-227.I, aant. 62.
13 Ruygvoorn, a.w., p. 181-184, 192.
14 M. Brons, Contracteren 2006/2, p. 31-32.
15 Vgl. hof 's-Gravenhage 11 oktober 1985, te kennen uit HR 23 oktober 1987, LJN AD0018, NJ 1988, 1017 m.nt. CJHB: voorbehoud 'behoudens board approval' vormt geen voorwaarde in een verbintenis scheppende overeenkomst, maar brengt tot uitdrukking dat partij die dit bedingt de overeenkomst op dat moment niet tot stand wil brengen.
16 Dit geldt a fortiori in de zienswijze dat een voorbehoud geldt als een voorovereenkomst inhoudende de verplichting om, wanneer zich een bepaalde situatie voordoet, over te gaan tot het sluiten van de overeenkomst waarover werd onderhandeld. In deze zin Ruygvoorn, a.w., p. 186-187, 192.
17 In deze zin Ruygvoorn, a.w. p. 169-180, 192; M. van Hooijdonk en R.J.P.L. Tjittes, Contracteren 2008/3, p. 53-55, 58. Zie ook HR 24 maart 1995, LJN ZC1674, NJ 1997, 569 m.nt. CJHB (voorbehoud goedkeuring GS); Hof Arnhem 20 maart 2007, LJN BA3147, NJF 2007, 377 (voorbehoud goedkeuring moedermaatschappij) en Rb Alkmaar 6 april 2005, LJN AU1502, NJF 2006, 383 (voorbehoud goedkeuring gemeenteraad).
18 Zie Verbintenissenrecht (Blei Weissmann), art. 217 lid 1, aant. 24, 95.1 en 303. Zie ook Asser-Hartkamp 4-II 2005, nr. 149, die er op wijst dat het aanbod ruimte moet laten voor een voorwaardelijke aanvaarding. Vgl. impliciet HR 12 november 2004, LJN AP9666, NJ 2005, 500 m.nt. C.E. du Perron. Ten aanzien van dergelijke 'definitieve', maar 'niet bindende' afspraken komen de maatstaven welke in de rechtspraak zijn ontwikkeld ter beantwoording van de vraag wanneer het afbreken van onderhandelingen jegens de wederpartij onaanvaardbaar is, voor overeenkomstige toepassing in aanmerking, zie HR 24 maart 1995, LJN ZC1674, NJ 1997, 569 m.nt. CJHB.
19 J.D.A. den Tonkelaar, Opschortende en ontbindende voorwaarden, 1994, p. 9-10.
20 HR 7 december 2001, LJN AD5357, NJ 2002, 494 m.nt. W.D.H. Asser.
21 In deze zin HR 21 september 2007, LJN BA6239, RvdW 2007, 796 (voorbehoud van goedkeuring welstandscommissie).
22 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-I* 2008, nr. 164, 179.
23 Vgl. A-G Langemeijer, conclusie (onder 2.7) voor 21 september 2007, LJN BA6239, RvdW 2007, 796.
24 Van Hooijdonk en Tjittes, Contracteren 2008/3, p. 54, 59; M.R. Ruygvoorn, NJB 2006, p. 1149.
25 J.B.M. Vranken, Mededelings-, informatie- en onderzoeksplichten in het verbintenissenrecht, 1989, p. 110.
26 Vgl. ook verzoekschrift voorl. getuigenverhoor sub 49-50 e.v.
27 Vgl. HR 14 mei 1993, LJN ZC0961, NJ 1993, 446, rov. 3.4 en 3.5: de mate van overeenstemming (betreffende de intentie om tot een fusie te komen, met de wil om de ondernemingsraad in het gesprek te betrekken) is niet zodanig dat sprake is van een definitieve overeenkomst, maar wel zodanig dat daaruit voor partijen verplichtingen voortvloeien, onder meer met betrekking tot het verkrijgen van een gunstig advies van de OR.
28 Zie o.m. HR 26 september 2003, LJN AF9414, NJ 2004, 460; HR 2 februari 2001, LJN AA9771, NJ 2001, 179 en HR 14 juni 1968, LJN AC3608, NJ 1968, 331.
29 Zie daarover de conclusie onder 2.12.
30 Vgl. s.t. zijdens FPC sub 5.2.
31 S.t. zijdens FPC sub 5.1.
32 S.t. zijdens FPC sub 5.1.
33 Verwezen wordt naar CvA sub 3-5 (3e gedachtestreepje), 39-42; MvA sub 1, 9, 29-32, 36; Akte p. 1; MnE sub 21-24.
34 Zie s.t. zijdens FPC sub 5.3.
35 CvA sub 3-5, 40.
36 CvA sub 5, 41.
37 MvA sub 1, 9, 29-30 resp. 31-32. De passage in de akte van 10 juli 2007, p 1, waarnaar wordt verwezen, is besproken onder 2.10 van deze conclusie. De antwoordmemorie na enquête sub 21-24 vermeldt niets over het van kleur verschieten van voorbehouden.
38 Zie o.m. MvG sub 19, 23, 27, 35-36.
39 S.t. zijdens FPC sub 5.3.
40 Aldus eerst expliciet s.t. zijdens FPC sub 10.1.2.
41 S.t. zijdens FPC sub 6.2.
42 Zie ook s.t. zijdens FPC sub 8.1.
43 S.t. zijdens FPC sub 6.2 en 9.1.1.
44 S.t. zijdens FPC sub 9.1.5.
45 Vgl. o.m. Verbintenissenrecht (Blei Weissmann), art. 217-227. II, aant. 88.2.
46 Verwezen wordt naar MvA sub 32.
47 Aldus s.t. zijdens FPC sub 7.2.
48 Vgl. W.D.H. Asser, Civiele cassatie, 2003, p. 49.
49 S.t. zijdens FPC sub 10.2.