1 Rechtbank 's-Gravenhage 21 juli 2009, nr. AWB 08/709 VPB, LJN BJ4477, NTFR 2009/2508, met commentaar redactie. De uitspraak van de Rechtbank is ook besproken door P.A. ter Beest, 'Overdracht van een openindexpensioen', Pensioen Actief 2009/05.
2 De belanghebbende stelt in haar beroepschrift voor de Rechtbank (p. 2) dat de aandelen in E Holding BV worden gehouden door E. De Inspecteur stelt in het verweerschrift (p. 2) dat 98,57% van de aandelen wordt gehouden door E en 1,43% door F Holding BV.
3 Belanghebbende stelt in haar beroepschrift voor de Rechtbank (p. 2) dat de aandelen in F Holding BV worden gehouden door F. De Inspecteur stelt in het verweerschrift (p. 2) dat 98,57% van de aandelen wordt gehouden door F en 1,43% door E Holding BV.
4 PJW: HR 14 april 2006, nr. 41 569, LJN AW1747, BNB 2006/278, met noot J.A.G. van der Geld, VN 2006/23.15, NTFR 2006/559, met commentaar Visser; zie onderdeel 8 hierna.
5 Artikel 9b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is de voorloper van het huidige art. 3.29 Wet IB 2001 en luidde van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2000: "De waardering van pensioenverplichtingen en andere soortgelijke verplichtingen vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste 4 percent."
6 Zie L.G.M. Stevens & B.G.J. Schuurman, Pensioen in de loonsfeer, (Fed fiscale brochures), Deventer: Kluwer 2008, p. 75.
7 Idem.
8 Tot 1 januari 2007: art. 2(1) van de Pensioen- en Spaarfondsenwet.
9 Het oerarrest is HR 2 april 1947, B. 8335. Zie A.O. Lubbers & G.T.K. Meussen, Hoofdzaken winst uit onderneming, (Fed fiscale studieserie, nr. 32), Deventer: Kluwer, 2008, p. 37; D. Brüll/J.W. Zwemmer en R.P.C. Cornelisse, Goed koopmansgebruik, (Fed fiscale brochures), Deventer: Kluwer, 2008; E.J.W. Heithuis, P. Kavelaars en B.F. Schuver, Inkomstenbelasting, (Fed fiscale studieserie, nr. 35), Deventer: Kluwer, 2009, p. 86, en de Fiscale encyclopedie De Vakstudie, aant. 1.1 en 2.2 bij art. 3.8 Wet IB 2001.
10 Zie onder meer L.W. Sillevis, M.L.M. van Kempen en G.W.B. van Westen, Cursus Belastingrecht, Inkomstenbelasting, onderdeel 3.2.6; D. Brüll/J.W. Zwemmer en R.P.C. Cornelisse, Goed koopmansgebruik, (Fed fiscale brochures), Deventer: Kluwer, 2008, p. 1 en A.O. Lubbers en G.T.K. Meussen, Hoofdzaken winst uit onderneming, (Fed fiscale studieserie, nr. 32), Deventer: Kluwer, 2008, p. 87-88.
11 HR 8 december 1971, nr. 16 610, LJN AX5825, BNB 1972/26, met noot Hofstra.
12 Kamerstukken II 1973-1974, 13 004, nr. 3, p. 3, lk (Verdeling over opvolgende jaren van bedrijfslasten die verband houden met toekomstige wijzigingen in lonen of prijzen). Art. 9a Wet IB 1964 had oorspronkelijk een tijdelijk karakter. Door de Wet Bestendiging van de regeling inzake verdeling over opvolgende jaren van bedrijfslasten die verband houden met toekomstige wijzigingen in lonen of prijzen, Stb. 1981, 722, kreeg
art. 9a Wet IB 1964 een permanent karakter.
13 Kamerstukken II 1974-1975, 13 004, nr. 8, p. 2 (NnavEV; Verdeling over opvolgende jaren van bedrijfslasten die verband houden met toekomstige wijzigingen in lonen of prijzen).
14 Kamerstukken II 1998-1999, 26 727, nr. 3, blz. 107 (MvT; Wet inkomstenbelasting 2001).
15 Deze regels zijn gesteld in art. 10 Uitvoeringsregeling IB 2001:
"1. In afwijking van artikel 3.27, tweede lid, van de wet is het eerste lid van dat artikel mede van toepassing op de betaling van premies voor risicoverzekeringen voor weduwen- en wezenpensioenen, voorzover het in de premies begrepen bestanddeel voor toekomstige wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen niet meer bedraagt dan nodig is voor een aanpassing aan een zodanige wijziging van 4% per jaar.
2. In afwijking van artikel 3.27, derde lid, van de wet is het eerste lid van dat artikel mede van toepassing op de betaling van premies of koopsommen aan een pensioenlichaam waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden overeenkomen met die van een pensioenfonds als bedoeld in de Pensioen- en spaarfondsenwet [m.i.v. 1 januari 2007: Pensioenwet; PJW] en waarvan de winst uitsluitend kan worden aangewend ten bate van de verzekerden, een ander pensioenfonds met overeenkomstige doelstelling, of een algemeen maatschappelijk belang.
3. Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing voorzover de betalingen het vermogen van de onderneming onherroepelijk hebben verlaten."
16 Bij de lineaire methode wordt geen rekening gehouden met sterftekansen en oprenting van opgebouwd vermogen, resulterende in hogere aanvankelijk verplichtingen dan bij een actuariële methode, die gebruikelijk (en zakelijk) is in situaties waarin het pensioen niet in eigen beheer wordt gehouden.
17 Zie HR 7 januari 1970, nr. 16 182, LJN AX5282, BNB 1970/61, met noot Van Dijck en HR 7 mei 1980,
nr. 19 335, na conclusie Van Soest, LJN AW9987, BNB 1980/274, met noot Van Dijck.
18 Door de premie-bij-indiensttreding-methode kunnen pensioenlasten in een eigen beheer situatie naar voren worden gehaald.
19 HR 9 augustus 2002, nr. 36 578, na conclusie Van Kalmthout, LJN EA1527, BNB 2003/25, met noot Slot,
V-N 2002/44.18, NTFR 2002/1133, met commentaar Kuypers.
20 HR 9 augustus 2002, nr. 36 930, na conclusie Van Kalmthout, LJN AE1528, BNB 2003/26, met noot Slot,
V-N 2002/44.17, NTFR 2002/1132, met commentaar Kuypers.
21 HR 13 maart 1996, nr. 30 705, LJN AA1855, BNB 1997/217, met noot Slot, V-N 1996/1240.
22 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 december 2003, nr. AFP2003/901M, V-N 2003/62.9.
23 De (on)zakelijkheid moet worden bezien in het licht van de totale arbeidsbeloning; zie onder meer HR 15 mei 1985, nr. 22 154, na conclusie Van Soest, LJN AW8273, BNB 1985/271, met noot Slot, V-N 1985/1369, FED 1985/405, met noot Stevens; HR 20 januari 1988, nr. 24 554, LJN ZC3740, BNB 1991/175, V-N 1991/2106 en HR 24 april 1991, nr. 27 021, LJN ZC4572, BNB 1991/183, V-N 1991/1495.
24 Zie HR 24 oktober 2003, nr. 37 856, na conclusie Groeneveld, LJN AI0411, BNB 2004/112, met noot Van der Geld, V-N 2003/53.21, NTFR 2003/1802, met commentaar Van den Bos en HR 14 april 2006, nr. 41 569, LJN AW1747, BNB 2006/278, met noot Van der Geld, V-N 2006/23.15, NTFR 2006/559, met commentaar Visser.
25 Zie S.A.W.J. Strik en N.H. de Vries, Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, onderdeel 2.0.4.B.
26 Zie echter voetnoot 35.
27 G.M.C.M. Staats, 'Waardeoverdracht pensioen in eigen beheer', Vakblad Financiële Planning 2010/1.
28 PJW: dit is de procedure van onze belanghebbende.
29 P.A. ter Beest & J.T. Gommer, 'Waardering van pensioen in (extern) eigen beheer. Overdracht en premiebetalingen van (openindex)pensioenen!', WFR 2009/546.
30 Zie HR 8 december 1971, nr. 16 610, LJN AX5825, BNB 1972/26, met noot H.J. Hofstra.
31 A.J. van Soest, "Belastingen; inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, besluit voorkoming dubbele belasting 2001, Nederlands Standaardverdrag", 23e druk, Deventer: Kluwer 2007, p. 101-102. Zie ook p. 107.
32 Zie onder meer A.O. Lubbers & G.T.K. Meussen, Hoofdzaken winst uit onderneming, (Fed fiscale studieserie 32), Deventer: Kluwer 2008, p. 147, en de Cursus Belastingrecht, Inkomstenbelasting, onderdeel 3.2.18.H.
33 HR 14 april 2006, nr. 41 569, LJN AW1747, BNB 2006/278, met noot J.A.G. van der Geld, V-N 2006/23.15, NTFR 2006/559, met commentaar Visser.
34 Zie het laatste citaat in 6.6 hierboven: Kamerstukken II 1973-1974, 13 004, nr. 8, p. 2.
35 De Staatssecretaris stelt bij verweer in cassatie dat het verlaten van belanghebbendes vermogen fiscaalrechtelijk betwijfeld moet worden omdat de schuldovernemers de van de belanghebbende ontvangen bedragen meteen weer uitgeleend hebben aan de belanghebbende. De Inspecteur heeft zulks ook in feitelijke instantie gesteld (verweer voor de Rechtbank, onder de vaststaande feiten):
"De overdrachtsprijs is betaald (zie overdrachtsovereenkomsten bijlage 5 en 6), maar de bedragen zijn direct teruggeleend aan eiseres tegen een rentevergoeding ad 4%. Overeenkomsten van geldlening zijn opgemaakt (bijlagen 7 en 8)."
Bij dupliek voor de rechtbank stelde de Inspecteur:
"In het onderhavige geval verliest de ondernemer niet definitief de beschikking over de betaalde koopsom: De directeuren-grootaandeelhouders (...) hebben een middellijk aanmerkelijk belang in eiseres, en een onmiddellijk belang in hun personal holdings (....). Zij houden derhalve de beschikkingsmacht over hun pensioenvoorziening en dat is nu juist de situatie die de wetgever voor ogen stond bij het niet toestaan van de aftrek voor toekomstige kosten en lasten."
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de belanghebbende een en ander heeft betwist. Wel voor het tegendeel: haar pleitnota voor de Rechtbank vermeldt:
"De feiten zijn in deze zaak wat ons betreft helder en niet in geschil. (...)".
De Rechtbank heeft niet expliciet vastgesteld dat teruggeleend is, maar de overgelegde overeenkomsten laten mijns inziens nauwelijks een andere conclusie toe. De belanghebbende stelt bij schriftelijke toelichting in cassatie echter:
"Vooreerst dient te worden opgemerkt dat de (terug)lening geen vastgesteld feit is. Deze lening is niet onder de vastgestelde feiten opgenomen. Dat van een teruglening sprake was, wordt bovendien betwist. Op generlei wijze heeft de Inspecteur op enig moment gesteld dat sprake was van een zogeheten 'kasrondje', laat staan dat zulks is gebleken. Deze feitelijke nieuwe stelling kan niet voor het eerst in cassatie worden opgeworpen."
Zoals uit het voorgaande volgt, is deze feitelijke stelling echter niet nieuw en lijkt zij door de belanghebbende wel degelijk erkend bij pleitnota voor de Rechtbank, terwijl de Inspecteur de desbetreffende overeenkomsten van geldlening bij dupliek voor de Rechtbank heeft overgelegd.
36 Zie echter de vorige voetnoot.
37 Zie onder meer P. ter Beest, 'Waardering van pensioen- en lijfrenteverplichtingen', Pensioen Actief 2008/5; R. van Woerden, 'De (on)mogelijkheden van extern eigen beheer', Pensioen Advies 30 september 2009; P.A. ter Beest & J.T. Gommer, 'Waardering van pensioen in (extern) eigen beheer; overdracht en premiebetalingen van (openindex)pensioenen!', WFR 2009/546; de noot van Visser bij HR BNB 2006/278 in NTFR 2006/559; G.M.C.M. Staats, 'Waardeoverdracht pensioen in eigen beheer', Vakblad Financiële Planning 2010/1 en B. Starink, 'Fiscale behandeling van herstelbetalingen aan een pensioenfonds', WFR 2010/6853, blz. 452.
Zie ook het rapport van 7 april 2010 van de Studiecommissie Belastingstelsel ("Continuïteit en vernieuwing; Een visie op het belastingstelsel", www.minfin.nl/dsresource?objectid=80018&type=org), blz. 81:
"(...) Bij uitvoering van de pensioenregeling in eigen beheer is met het oog op beheersbaarheid van de regeling sprake van een relatief grote hoeveelheid ingewikkelde wet- en regelgeving, die leidt tot hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten. (...)"
38 Zie het Besluit van 3 juli 2008, CPP2008/447M, Staatscourant 2008, 133, V-N 2008/35.13, NTFR 2008/1437, onderdeel A.3.3.