1 Het cassatierekest bevat een voorbehoud tot aanvulling van het cassatiemiddel na ontvangst van het proces-verbaal. In een schrijven van de cassatieadvocaat gedateerd 31 augustus 2010, ter griffie ontvangen op 7 september 2010, is n.a.v. het ontvangen proces-verbaal kort een nadere toelichting op het middel gegeven.
2 De absolute bevoegdheid van de rechtbank is geen punt van discussie. In het middelonderdeel lees ik geen klacht over het feit dat de rechtbank rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft aangenomen. Ingeval de Hoge Raad dit anders ziet, houd ik mij gereed op dit punt een aanvullende conclusie te nemen.
3 Dit geldt ook voor de relatieve bevoegdheid; zie verder art. 270 Rv en de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 3, blz. 152.
4 Zie voor dit laatste: art. 7 lid 2 in verbinding met art. 16 lid 5 Wet Bopz.
5 Er was dus geen verweer waarop de rechtbank had kunnen responderen. Ook in cassatie is niet aangegeven welke rechtbank volgens betrokkene wel relatief bevoegd zou zijn. Indien wordt teruggevallen op de hoofdregel in art. 262 Rv, zou de rechtbank te Groningen reeds bevoegd zijn geweest op grond van de woonplaats van de verzoeker.
6 W. Dijkers betoogt dat in gevallen waarin de betrokkene zich permanent in het buitenland heeft gevestigd, aanhouding van de beslissing weinig zin heeft, maar toewijzing van het verzoek evenmin, omdat de Bopz-maatregel niet buiten Nederland kan worden tenuitvoergelegd. Bij een permanent verblijf in het buitenland ligt zijns inziens afwijzing van het verzoek in de rede: Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 2.4 op art. 8.
7 HR 14 februari 1997, NJ 1997, 378 m.nt. JdB.
8 LJN: AT8128, BJ 2005, 25 m.nt. WD.
9 LJN: AU2872, BJ 2006, 5.
10 LJN: BB9666, BJ 2008, 14.
11 HR 14 februari 1997, NJ 1997, 378, rov. 3.4.
12 HR 14 februari 1997, NJ 1997, 378, rov. 3.5.
13 Volgens het inleidend verzoekschrift van de officier van justitie was betrokkene op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats.
14 T&C Rv, aant. 3 op art. 275 (Van Mierlo), onder verwijzing naar enkele uitspraken in bijstandszaken: HR 21 december 1990, NJ 1991, 234 en HR 12 april 1991, NJ 1992, 215 m.nt. HJS. W. Dijkers (De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 2.4 op art. 8) noemt de mogelijkheid van oproeping per dagbladadvertentie, maar acht deze weinig vruchtbaar en vanuit privacy-oogpunt bezwaarlijk. Art. 54 Rv is hier niet van toepassing: de wet schrijft niet een oproeping bij deurwaardersexploot voor.
15 De last tot inbewaringstelling, als bedoeld in art. 21 Wet Bopz.
16 De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, als bedoeld in art. 27 - 29 Wet Bopz.
17 Zie VandeLanotte en Haeck (red.), Handboek EVRM, deel 2-1, Antwerpen: Intersentia, 2004, blz. 350: "Bijgevolg dient de rechter ingevolge art. 5 par. 4 na te gaan of de detentie in overeenstemming is met de toepasselijke nationale, substantiële en procedurele rechtsregels, het Europees Verdrag - art. 5 par. 1 in het bijzonder - en de algemene principes daarin vervat, en de doelstelling van dit artikel, de bescherming tegen willekeurige vrijheidsberoving."
18 Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 2.4 op art. 8, blz. 37-38 (W. Dijkers): "Indien betrokkene zich heeft onttrokken aan tenuitvoerlegging van een machtiging en van hem geen verblijfplaats bekend is, verkeert de rechter in 'overmacht' wat betreft het horen. Dat onder de beschreven omstandigheden (verblijfplaats onbekend en redelijkerwijs niet te achterhalen, aflopende termijn) een rechterlijke machtiging aangaande een gevaarlijk te achten patiënt kan worden verleend terwijl betrokkene niet is gehoord, strookt met de beschermingsgedachte die (ook) aan de Bopz ten grondslag ligt". De schrijver wijst op de mogelijkheid van een ontslagverzoek op grond van art. 49.
19 Zie bijv. HR 6 april 1984, NJ 1985, 400.
20 Zie onder meer: HR 6 november 1998, NJ 1999, 103 (BJ 1998, 60 m.nt. WD); HR 3 november 2000 (LJN: AA8079), NJ 2000, 717 (BJ 2000, 59); HR 19 december 2008 (LJN: BG5860), NJ 2009, 25, (BJ 2009, 6).