ECLI:NL:PHR:2010:BN8050
Parket bij de Hoge Raad
- M. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en compensatie voor overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken
In deze zaak gaat het om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van illegale gokactiviteiten. De Hoge Raad behandelt de zaak naar aanleiding van een cassatieberoep dat is ingesteld door verzoeker, die is veroordeeld voor het bieden van gelegenheid tot gokken zonder vergunning. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat het gerechtshof te Arnhem het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 61.749,60. Dit bedrag is gebaseerd op een ontnemingsrapport dat de opbrengsten van de illegale gokactiviteiten becijferde. De verdediging heeft betoogd dat de berekeningen van het openbaar ministerie niet kloppen en dat de politie niet alle relevante administratie heeft opgevraagd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de cijfers in de boekhouding van de vennootschap onder firma (v.o.f.) niet betrouwbaar zijn en dat een aanzienlijk deel van de opbrengsten niet in de boeken is verantwoord.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel voldoende heeft gemotiveerd en dat de verdediging niet is verrast door het oordeel van het hof. De Hoge Raad wijst de middelen van cassatie af, met uitzondering van het derde middel dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn is overschreden en dat de compensatie voor deze overschrijding kan worden toegepast in de hoofdzaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, met de opmerking dat de overschrijding van de redelijke termijn in de hoofdzaak moet worden gecompenseerd.