ECLI:NL:PHR:2011:BP1474
Parket bij de Hoge Raad
- P. de Vries
- M.J. van Basten Batenburg
- W. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Devolutieve werking van hoger beroep en rechtsverwerking in arbeidsovereenkomsten
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen een eiser tot cassatie, die twee tankstations exploiteert, en een verweerder die als verkoper in dienst was. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is in eerste instantie aangegaan voor een half jaar en later verlengd. De verweerder stelt dat hij overwerk heeft verricht, waarvoor hij geen vergoeding heeft ontvangen. De eiser betwist dit en voert aan dat de verweerder zijn rechten heeft verwerkt door geen vergoeding te vragen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op rechtsverwerking gegrond verklaard en de vorderingen van de verweerder afgewezen, met uitzondering van een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van de verweerder gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelt dat de eiser niet kan volhouden dat de verweerder zijn rechten heeft verwerkt. De eiser heeft in cassatie de beslissing van het hof bestreden, waarbij hij aanvoert dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van overwerk en dat de verweerder niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op een hogere vergoeding.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de devolutieve werking van het hoger beroep correct heeft toegepast en dat de eiser niet kan volhouden dat de verweerder zijn rechten heeft verwerkt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof voor zover dat betrekking heeft op de vordering van de verweerder inzake de niet uitbetaalde vakantiedagen, omdat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. De zaak wordt terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling.