1 Rechtbank 's-Gravenhage, 17 september 2008, nr. AWB 07/5608 VPB, LJN BG5626, NTFR 2009/2342, met noot Nijkeuter.
2 Gerechtshof 's-Gravenhage 23 februari 2010, nr. BK-08/00421, LJN BL5710, V-N 2010/14.20, NTFR 2010/892, met noot Nijkeuter, BA 2010/7.9.
3 De Minister heeft in zijn brief van 4 augustus 2010 bericht dat hij geen conclusie van repliek zal indienen.
4 De belanghebbende stelde voor het Hof dat aan haar € 203.922 kon worden meegegeven; het Hof gaat uit van € 329.045. De belanghebbende heeft dus meer aannemelijk gemaakt dan zij stelde. De literatuur vraagt zich af of de woorden "aannemelijk wordt gemaakt" in art. 15af(2) Wet Vpb tot gevolg hebben dat het aan de dochter toerekenbare verlies ook gedeeltelijk kan worden meegegeven als moeder en dochter er ervoor kiezen minder dan het gehele verlies aannemelijk te maken. Nijkeuter merkt hierover - naar aanleiding van de thans in cassatie aangevochten uitspraak van het Hof op (NTFR 2010/892):
"Een opvallend punt is dat de holding en de werkmaatschappij in hoger beroep slechts hebben gevraagd om het mee te geven verlies op € 203.922 vast te stellen, terwijl Hof Den Haag de werkmaatschappij (overeenkomstig het oorspronkelijke verzoek) € 329.045 aan verlies meegeeft. De werkmaatschappij krijgt dus meer verlies mee dan waarom (uiteindelijk) is gevraagd. Dit is in overeenstemming met het antwoord op vraag 2 van het besluit van 22 september 2004, nr. CPP2004/812M,. In dit besluit heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven dat het gedeeltelijk meegeven van verliezen aan de ontvoegde dochtermaatschappij niet mogelijk is. Het is óf het gehele toe te rekenen verlies óf geen enkel verlies. Nu het gehele mee te geven verlies € 329.045 bedraagt, is dit ook het verlies dat aan de werkmaatschappij moet worden meegegeven."
Het Besluit CPP2004/812M waarnaar Nijkeuter verwijst is opgenomen in BNB 2004/447, V-N 2004/52.9, NTFR 2004/1463. Zie ook onderdeel 7.1 van het huidige besluit van 14 december 2010, nr. DGB 2010/4620M, Stcrt. 2010, 20684, V-N 2011/3.20.
5 € 744.162 = € 838.525 (te verrekenen verlies per 1 januari 2003) -/- (€ 125.123 (zelfstandig resultaat van de belanghebbende van 1 januari 2003 tot ontvoeging) -/- € 30.760 (zelfstandig resultaat van Holding van 1 januari 2003 tot ontvoeging)).
6 Staatsblad 2002, 617.
7 Kamerstukken II 2000/01, 26 854 (Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)), nr. 7 (Nota van Wijziging), p. 12-13.
8 De wettekst luidt niet "meegegeven" (aan dochter) maar "verrekend" (met dochterwinst). Dat lijkt geen zuivere formulering. Zie ook Q.W.J.C.H. Kok, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2005, p. 485, voetnoot 16.
9 Zie art. 15(6) Wet Vpb. Andersom is het op grond van art. 15(5) Wet Vpb sinds 2003 ook mogelijk dat een dochter in de loop van het boekjaar van de moeder gevoegd wordt in een fiscale eenheid met die moeder.
10 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854 (Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)), nr. 3 (MvT), p. 28-29.
11 In het oorspronkelijke voorstel van wet en in de MvT was het huidige art. 20b(4) genummerd art. 20a(4). Bij Nota van Wijziging (Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7) is art. 20a hernummerd tot art. 20b.
12 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854 (Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)), nr. 3 (MvT), p. 49.
13 Meest recent: besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M, Stcrt. 2010, 20684, V-N 2011/3.20, dat een aantal besluiten over de fiscale eenheid samenvoegt en actualiseert, en enige nieuwe beleidsstandpunten bevat.
14 In het voorstel van wet (Kamerstukken II 1999/2000, 26 854 (Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 c.a. (herziening regime fiscale eenheid)), nr. 2, p. 8-9) was het huidige art. 15af Wet Vpb genummerd 15ag. Bij de nota van wijziging (Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 7, p. 5) is art. 15ag vernummerd tot art. 15af Wet Vpb.
15 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854, nr. 3 (MvT), p. 4.
16 Noot in origineel: "Bijzondere situaties zoals beschreven in het Besluit van 9 januari 1987, Infobulletin 87/132 daargelaten."
17 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854, nr. 3 (MvT), p. 17-18.
18 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854, nr. 3 (MvT), p. 18-19.
19 Kamerstukken II 1999/2000, 26 854, nr. 5 (Verslag), p. 18.
20 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 6 (NnavV), p. 4-5.
21 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 6 (NnavV), p. 6-7.
22 Kamerstukken II 2000/01, 26 854, nr. 6 (NnavV), p. 26-27.
23 Toevoeging PJW: Op 1 januari 2004 is hier "zonder toepassing van artikel 10d" ingevoegd.
24 W.P.J. Schramade en E.A. Visser (red.), Fiscale Encyclopedie De Vakstudie Vennootschapsbelasting, commentaar bij art. 15af Wet Vpb, aantekening 1.4.
25 M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie. Een analyse van fiscaal- en civieljuridische knelpunten, Amersfoort: Sdu 2009, p. 77.
26 Q.W.J.C.H. Kok, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2005, p. 490.
27 J. Doornebal, Q.W.J.C.H. Kok, H. Koster, F.P.G. Pötgens, J.L. van de Streek, S.A.W.L. Strik, H. Vermeulen, J. Vleggeert, N.H. de Vries: Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, electronische versie, onderdeel 2.9.6.D.c.3.IV.
28 Q.W.J.C.H. Kok, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2005, p. 490.
29 M.H.M. van Oers, De doorstart van een NV/BV bij insolventie, Deventer: Kluwer 2007, p. 276.
30 Art. 15ae Wet Vpb gaat over verrekening van verliezen over het voegingstijdstip heen met voorvoegingswinsten. Art. 15ae(1) bepaalt: "Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, vindt: (...) b. de verrekening van een verlies van de fiscale eenheid met de voor het voegingstijdstip van een maatschappij genoten belastbare winst van die maatschappij plaats voorzover het verlies aan die maatschappij is toe te rekenen. (...)."
31 S.A.W.J. Strik (red) e.a., Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, electronische versie, onderdeel 2.9.6.D.c.3.II.
32 C.B. Bavinck, 'Enkele regelingen bij voeging en ontvoeging', WFR 2000/67.
33 G.W.J.M. Kampschöer, 'Fictieve winsttoerekening in het kader van de fiscale eenheid', WFR 2003/617 alsmede G.W.J.M. Kampschöer, S.R. Pancham & I. de Roos, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2003, p. 131.
34 S.A.W.L. Strik (red.) e.a.: Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, electronische versie onderdeel 2.9.6.D.c.3.II.
35 M.J. Boer, De fiscale eenheid vennootschapsbelasting en insolventie. Een analyse van fiscaal- en civieljuridische knelpunten, Amersfoort: Sdu 2009, p. 86.
36 Zie noot 22 in: S.A.W.J. Strik en J.L. van de Streek, 'Een noodlijdende dochtermaatschappij in een fiscale eenheid voor de heffing van vennootschapsbelasting', TFO 2004/24.
37 Q.W.J.C.H. Kok, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2005, p. 485-486:
"14.4.2 Hoe wordt de omvang van het mee te geven verlies berekend?
14.4.2.1 Toerekenen van het fiscale-eenheidsverlies aan de dochtermaatschappijen
(...) Men zal al snel denken dat het aan een dochtermaatschappij toe te rekenen fiscale-eenheidsverlies moet worden berekend op grond van de winstsplitsingsregels van art. 15ah Wet Vpb. 1969. In art. 15af Wet Vpb. 1969 ontbreekt echter een verwijzing naar art. 15ah Wet Vpb. 1969. Wat zijn daarvan de gevolgen? Om een voorbeeld te geven: art. 15ah, derde lid, Wet Vpb. 1969 geeft regels voor de winstsplitsing terzake van onderlinge rechtsverhoudingen. Geldt deze bepaling niet omdat een verwijzing naar art. 15ah Wet Vpb. 1969 ontbreekt? Mijns inziens is dat niet wenselijk en ook niet rechtens (...).
Ik leid hier [citaat uit parlementaire geschiedenis zoals opgenomen in 7.8 hierboven; PJW] uit af dat de regels van art. 15ah Wet Vpb. 1969 moeten worden gehanteerd, waar het bijvoorbeeld (...) de rentebaten en lasten op onderlinge vorderingen-schuldverhoudingen betreft."
38 H. Koster, 'Aandelenovernames en de verbreking van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting', Ondernemingsrecht 2004/187.
39 C.B. Bavinck, 'Enkele regelingen bij voeging en ontvoeging', WFR 2000/67.
40 J.N. Bouwman, Wegwijs in de vennootschapsbelasting, Sdu, digitale versie 11e druk 2011, onderdeel 8B.8.2.2.
41 Noot in origineel: "Naar ik meen gaat deze suggestie ook uit van de passage op p. 19 van de MvT, Kamerstukken II, 1999-2000, 26 854, nr. 3. Daar wordt namelijk gerefereerd aan het voor de commerciële boekhouding zakelijk handelen bij transacties tussen maatschappijen van de fiscale eenheid vóór het ontvoegingstijdstip."
42 M.J.A.M. van Gijlswijk, De fiscale eenheid (Fed actualiteiten), Deventer: Kluwer 2004, p. 87.
43 E. Nijkeuter, NDFR, commentaar bij art. 15af Wet Vpb, aantekening 4.
44 Q.W.J.C.H. Kok, De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2005, p. 486-489.
45 HR 16 oktober 1985, nr. 22 707, LJN AW8178, BNB 1986/44, met noot Slot, V-N 1985, 2325.
46 V-N 2010/14.20.
47 V-N 2010/14.20.
48 NTFR 2010/892.
49 Hof 's-Hertogenbosch 17 september 1982, nr. 2230/1978, LJN AW9088, BNB 1983/340, V-N 1982, 2389.
50 F. van Horzen, Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p. 119.
51 F. van Horzen, Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p. 120.
52 Volgens de Minister worden belanghebbendes compensabele verliezen door de kwijtscheldingswinst opgesoupeerd, gezien art. 3.13(1)(a) Wet IB 2001, dat bepaalt: "Tot de winst behoren niet: a. voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers, voorzover de voordelen de som van het verlies uit werk en woning dat overigens mocht zijn geleden en de volgens afdeling 3.13 te verrekenen verliezen uit het verleden overtreffen." Ik meen dat wij aan toepassing van deze bepaling niet toekomen, nu de onderlinge civielrechtelijke kwijtschelding gedurende de fiscale eenheid geen invloed op de fiscale eenheidswinst heeft, zodat er geen kwijtscheldingswinst is, laat staan vrijgestelde.