ECLI:NL:PHR:2011:BT8449
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Alimentatie en draagkracht in echtscheidingsprocedure met betrekking tot partner- en kinderalimentatie
In deze zaak, die betrekking heeft op alimentatie, zijn de man en de vrouw op 26 juli 2002 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk is een kind geboren, terwijl de man uit een eerder huwelijk ook een kind heeft. De man is bestuurder van een vennootschap en heeft in de jaren 2006 en 2007 een belastbaar inkomen van respectievelijk € 99.093 en € 99.132 per jaar ontvangen. In 2008 ontving hij een bruto maandsalaris van € 7.495,53. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om alimentatie te bepalen. De rechtbank heeft op 22 juli 2009 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot het betalen van € 500,- per maand aan kinderalimentatie, maar het verzoek van de vrouw om partneralimentatie werd afgewezen wegens onvoldoende draagkracht van de man.
De vrouw ging in hoger beroep en verzocht om een hogere kinderalimentatie en partneralimentatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de man veroordeeld tot het betalen van € 3.368,- per maand aan partneralimentatie. De man heeft cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen incidenteel hoger beroep had ingesteld tegen de overweging van de rechtbank over zijn verdiencapaciteit. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft onderkend dat de man geen reden had om incidenteel appel in te stellen, omdat de overweging van de rechtbank geen nadelige invloed had op het dictum. De conclusie van de A-G strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing.