ECLI:NL:PHR:2012:BV9070
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Silvis
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van onderzoekshandelingen door Nederlandse opsporingsambtenaren in Duitsland
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (OM) in de vervolging van een verdachte, waarbij de rechtmatigheid van onderzoekshandelingen die in Duitsland zijn verricht door Nederlandse opsporingsambtenaren centraal staat. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV9070) de overwegingen van het hof bevestigd, waarin werd gesteld dat de Nederlandse opsporingsambtenaren niet bevoegd waren om de verdachte aan te houden op Duits grondgebied. Het hof oordeelde echter dat dit niet leidde tot de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het OM in de vervolging, omdat het verzuim niet zodanig ernstig was dat het de procesorde in gevaar bracht.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de regel dat Nederlandse opsporingsambtenaren geen bevoegdheden hebben op buitenlands grondgebied is opgesteld ter bescherming van de soevereiniteit van andere staten en niet ter bescherming van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de constatering van het gepleegde strafbare feit op Nederlands grondgebied had plaatsgevonden en dat de aanhouding van de verdachte niet onrechtmatig was, ondanks het verzuim van de opsporingsambtenaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat er geen aanleiding was voor niet-ontvankelijkheid van het OM, en dat het hof terecht had volstaan met een enkele constatering van het verzuim zonder verdere rechtsgevolgen. De Hoge Raad heeft de zaak uiteindelijk verworpen, waarbij ook werd opgemerkt dat de inzendtermijn in cassatie was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf voor vernietiging van de uitspraak.