ECLI:NL:PHR:2012:BW0196
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Kapitaalsbelasting en belastingverdrag Nederland – Zwitserland: vestigingsplaats van vennootschap
In deze zaak gaat het om de vraag of de vennootschap B, die kapitaal inbracht in de belanghebbende X N.V., gevestigd was in Zwitserland ten tijde van de inbreng in 2000. De belanghebbende stelde dat B als inwoner van Zwitserland moest worden aangemerkt, waardoor zij zich kon beroepen op de non-discriminatiebepaling in het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De Rechtbank oordeelde in eerste instantie in het voordeel van de belanghebbende, maar het Gerechtshof Amsterdam verwierp dit oordeel en stelde dat B feitelijk op de Nederlandse Antillen was gevestigd. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het Hof Den Haag voor nadere beoordeling van de vestigingsplaats van B.
Het Hof Den Haag concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat B in 2000 als inwoner van Zwitserland was aangemerkt. Het Hof baseerde zich op verschillende documenten, waaronder belastingaanslagen en een 'Einwohnererklärung', maar oordeelde dat deze niet voldoende bewijs boden voor het inwonerschap van B. De term 'Zweigniederlassung' werd door het Hof geïnterpreteerd als een indicatie dat B als niet-inwoner werd behandeld door de Zwitserse belastingautoriteiten. De belanghebbende kon niet aantonen dat de Zwitserse autoriteiten B als inwoner hadden aangemerkt, en het Hof oordeelde dat de belastingheffing op basis van de Zwitserse wetgeving niet in redelijkheid kon worden betwist.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof Den Haag en oordeelde dat de belanghebbende niet had voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat B in 2000 als inwoner van Zwitserland was aangemerkt. Hierdoor was de non-discriminatiebepaling in het belastingverdrag niet van toepassing, en bleef de naheffingsaanslag kapitaalsbelasting in stand. De zaak benadrukt het belang van de vestigingsplaats en de fiscale behandeling van vennootschappen in internationale belastingkwesties.