Nr. 11/00887
Mr. Silvis
Zitting 17 april 2012
1. Verdachte is bij arrest van 23 juli 2010 door het gerechtshof te Arnhem wegens "Belaging", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte geen beslissing heeft gegeven op een door de verdachte gevoerd verweer.
4. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 6 oktober 2008, te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [betrokkene 1], met het oogmerk [betrokkene 1], te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte daartoe toen aldaar
- meermalen een brief op de deur van de woning van [betrokkene 1] aan de [a-straat 1] geplakt en een brief bij de woning van [betrokkene 1] achtergelaten, met daarin geschreven: "Zorg dat je binnen 2 dagen vertrokken bent. Bespaar de kinderen/kleinkinderen een gedwongen uitzetting" en "Zorg ervoor dat je uiterlijk 10.00 uur maandag 18 augustus a.s. deze woning verlaten hebt" en "Je hoort thuis in een vrouwengevangenis" en
- brieven verstuurd naar [betrokkene 1] en naar familieleden van [betrokkene 1] en
- langs de woning van [betrokkene 1] gereden en zich hinderlijk bij de woning van [betrokkene 1] opgehouden en
- [betrokkene 1] benaderd en aangesproken."
5. Het Hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PLQC/08-130802, gesloten en getekend op 29 oktober 2008, als bijlage (p. 36 t/m 44) gevoegd bij het stamproces-verbaal , voor zover inhoudende de aangifte van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
[Verdachte] is mijn ex-man. Sinds februari 2006 woont [verdachte] niet meer bij mij in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats].
Op vrijdag 15 augustus 2008, omstreeks 19.00 uur ben ik in de bovengenoemde woning. Ik hoor dat er een sleutel in het slot van de buitendeur wordt gestoken. Ik ga naar beneden en kijk in de kamer en de keuken door het raam. Ik zie niemand. Ik pak de sleutel, doe de deur van het slot en zie een hoopje grind op de deurmat liggen. Mijn dochter komt naar buiten en samen lopen we naar de weg.
Ik zie twee buurmannen, [betrokkene 2] en [betrokkene 3], op de [b-straat]. Ze vertellen mij dat ze kort daarvoor [verdachte] hebben gezien. [Verdachte] fietste heel hard over de [a-straat]. [Betrokkene 3] vertelde mij dat hij is gaan kijken. Hij ziet dan dat [verdachte] het erfbehorende bij de woning op fietst. Bovengenoemde buurman heeft gezien dat [verdachte] in de tuin van bovengenoemde woning heeft gelopen. Tevens heeft hij gezien dat [verdachte] door de ramen van bovengenoemde woning keek. Tevens zag hij dat [verdachte] bij de voordeur van de bovengenoemde woning heeft gestaan. In de voortuin zie ik vier sporen van fietsbanden op het gazon. Op het moment dat ik samen met mijn dochter naar de deurloop zie ik dat er envelop in een bloem is gestoken. De bloem staat naast de voordeur. lk zie dat op de voorkant van de envelop het volgende staat: "[Betrokkene 1]. Zorg dat je nu binnen 2 dagen vertrokken bent. Bespaar de kinderen/kleinkinderen een gedwongen uitzetting. Vergeet niet je spullen mee te nemen.
[Verdachte] 15/8/2008."
Op zondag 7 augustus 2008, omstreeks 00.30 uur kom ik terug van een verjaardag. Mijn dochter en haar gezin rijden voor mij. Mijn schoonzoon stapt uit om samen met mij naar de deur te lopen. Ik zie dat er een brief op de deur is geplakt. Ik grote letters staat daar met viltstift op geschreven:
"[Betrokkene 1]. Zorg ervoor datje uiterlijk 10:00 uur maandag 18 augustus a.s. deze woning verlaten hebt. [Verdachte] 16/08/2008. (daaronder zijn handtekening)".
Op 17 augustus 2008 zie ik een opnieuw dat er een brief op de deur is geplakt. Daar staat met viltstift op: "Hoi [betrokkene 1]. Je hoort thuis in de vrouwengevangenis. [Verdachte] 17/8/2008."
Ik voel me niet meer vrij in de woning. Ik ben altijd alert op wat er gaat gebeuren. Ik voel me door [verdachte] in mijn vrijheid aangetast.
Op dinsdag 19 augustus 2008 ben ik in de avond naar mijn ouders in Enschede geweest. Mijn ouders vertelden mij dat ze die ochtend een brief hadden gekregen van [verdachte], gedateerd 19 augustus 2008. Achter de brief zat een kopie van een brief van drie kantjes die hij op 15 augustus aan mijn dochter en schoonzoon heeft gestuurd. Vooral de laatste bladzijde is erg. Onbegrijpelijk waar hij het vandaan haalt wat hij allemaal schrijft. Mijn ouders waren behoorlijk van streek door de brief. Op woensdag 20 augustus 2008 belt mijn zus mij. Ze vertelt me dat ze dezelfde brief heeft gekregen als mijn ouders. Ik raak door het bovenstaande geëmotioneerd.
Op donderdag 21 augustus 2008 ga ik 's avonds met een aantal vriendinnen uit eten. Ik zie aan het nummer dat mijn dochter mij vier keer heeft gebeld. Mijn dochter vertelt dat [verdachte] steeds langzaam heen en weer rijdt op de [a-straat] te [plaats]. Zij vertelt me dat ze bang is. Ik ga meteen naar de parkeergarage en rij direct naar huis. Als ik op de [c-straat] te [plaats] rij belt mijn dochter opnieuw. Ze vertelt me dat [verdachte] opnieuw langs mijn woning rijdt. Op bovengenoemde dag/datum, omstreeks 23.00 uur zie ik [verdachte] in de verte rijden op de [a-straat]. Ik ben bang voor [verdachte] omdat hij mij al een keer met de auto achterna heeft gezeten op een avond. Dit heeft hij door het hele dorp gedaan. Ook was hij toen aan het bumperkleven. Ik rij door naar huis en zet de auto aan mijn kant. Even later zie ik dat hij langs mijn woning op de [a-straat] rijdt.
Ik besluit 112 te bellen. Ik was bang en voelde me machteloos. De politie komt. Er is niets meer te zien. Ik voel me machteloos, verdrietig en kwaad. Ik word zo langzamerhand helemaal radeloos omdat er geen zicht is op verbetering. Ik blijf die nacht opnieuw bij mijn dochter maar kan niet slapen. Ik maak me grote zorgen. Mijn dochter wil verhuizen omdat ze niet op deze manier verder wil leven. Mijn schoonzoon kan niet rustig zijn werk uitvoeren in Tsjechië door de situatie.
Op vrijdag 22 augustus 2008, omstreeks 18.40 uur zie ik dat [verdachte] over de [a-straat], voor mijn woning langs rijdt. Mijn dochter vertelt mij diezelfde avond dat zij op bovengenoemde dag/datum, omstreeks 18.30 uur [verdachte] over de [a-straat] heeft zien rijden in zijn personenauto. Mijn zoon belt me op en vertelt dat hij dezelfde brief als mijn ouders heeft gekregen.
Op zaterdag 23 augustus 2008, omstreeks 20.00 uur, ik ben die avond niet thuis. Mijn dochter vertelt me dat ze die avond gebeld is door de buurman. Hij vertelde dat [verdachte] bij mij op het erf staat met zijn auto. Mijn schoonzoon gaat naar buiten en ziet [verdachte] wegrijden.
Op zondag 24 augustus 2008, zie ik [verdachte] over de [a-straat] rijden met zijn personenauto.
Op dinsdag 26 augustus 2008, omstreeks 20:00 uur hoor ik van mijn dochter dat [verdachte] op de [a-straat] rijdt in zijn auto. Op bovengenoemde dag/datum, omstreeks 21.25 uur kom ik thuis. Een tijdje later hoor ik dat de voordeur bel gaat. Ik kijk door het raam van de voordeur. Eerst zie ik niets maar daaropvolgend zie ik [verdachte] opzij van de deur staan. Ik zie dat hij in de richting van de voordeur loopt. Ik zie en hoor dat hij een paar keer heel hard op de deur slaat. Ik zie dat hij de voordeur opent met een sleutel. Ik schrik me wezenloos. Ik ben het huis ingevlucht. Ik ben weer naar de voordeur gelopen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Ik verbied je iemand anders in het huis te laten zolang je er woont." Ik hoorde tevens dat hij zei "stomme trut." Ik zie dat [verdachte] op zijn fiets vertrekt. Ik vind het verschrikkelijk dat hij een sleutel heeft van mijn woning. Mijn gevoel voor vrijheid is door het bovenstaande helemaal weg. Het maakt mij erg bang.
Op donderdag 28 augustus 2008 ben ik niet thuis. Ik hoor later op die avond van mijn dochter dat [verdachte] omstreeks 20:00 uur met de auto aan komt rijden. Mijn dochter ziet dat [verdachte] uitstapt en naar de deur loopt. Na enige tijd is hij weer weggegaan.
Op zaterdag 30 augustus 2008 omstreeks 19.45 uur ben ik in de tuin van mijn woning bezig. Ik zie dat [verdachte] met zijn personenauto langsrijdt. Even later zie ik hem opnieuw. Ik zie dat hij stopt met zijn personenauto. Ik zie dat hij het raampje opendraait. Ik hoor dat hij iedere keer iets tegen mij zegt. Na een tijd als ik stop met snoeien, hoor ik dat [verdachte] zegt: "Waarom werk je je zo in de nesten." Ik zie dat hij wegrijdt.
Op maandag 1 september 2008, omstreeks 19.40 uur zie ik dat [verdachte] met zijn personenauto over de [a-straat] rijdt. Mijn dochter en schoonzoon hebben dat ook gezien.
Vervolgens zie ik dat hij weer langs mijn woning rijdt.
Op dinsdag 2 september 2008 zie ik op het moment dat ik thuis kom een witte envelop in de brievenbus liggen. Ik zie dat het een brief van [verdachte] is. In de brief staat het volgende: "Dit is wat ik o.a. bedoelde met mijn opmerking afgelopen zaterdag, terwijl je de heg aan het knippen was: zie art. 188. Kies er toch voor om met de waarheid voor de dag te komen."
Op woensdag 3 september 2008 hoor ik van mijn dochter dat ze eenzelfde brief als mij van [verdachte] heeft gehad. Op donderdag 4 september 2008 hoor ik van mijn zoon dat hij ook eenzelfde brief heeft gehad van [verdachte]. Op vrijdag 5 september 2008, omstreeks zie ik dat [verdachte] in zijn personenauto over de [a-straat] rijdt. Diezelfde avond heb ik een buurtfeest. Ik hoor daar van verschillende buren dat [verdachte] regelmatig over de [a-straat] rijdt. Dit doet hij dan zowel op de fiets als in de personenauto.
Op zaterdag 6 september 2008 zie ik opnieuw een brief van [verdachte] in de brievenbus liggen. Ik zie dat hij mij in de brief van allerlei zaken beschuldigd. Eigenlijk wil ik de brieven niet meer lezen. Ik lig er wakker van.
Op maandag 8 september 2008, vertelt mijn dochter mij dat ze heeft gezien dat [verdachte] vandaag langs mijn woning aan de [a-straat] fietste. Tevens vertelde zij mij dat ze die avond ervoor [verdachte] omstreeks 22.00 uur langs mijn woning heeft zien rijden in zijn personenauto. Op bovengenoemde dag/datum hoor ik van mijn schoonzoon dat hij gezien heeft dat [verdachte] omstreeks 22.00 uur met zijn auto het erf van mijn woning oprijdt. Hij staat stil, rijdt weer achteruit en rijdt weg.
Ik zie in de brievenbus opnieuw een brief. Ik zie dat het gaat om vier zelfgemaakte facturen. Ik zie dat de facturen door [verdachte] zijn gemaakt.
Op woensdag 10 september 2008, omstreeks 21.30 uur zit ik het donker buiten bij mijn woning. Ik hoor dat er een fietser aankomt. Ik zie dat deze mij zonder verlichting voorbij rijdt over de [a-straat]. Even later zie ik opnieuw een fietser zonder verlichting op de [a-straat] fietsen. Ik zie dat het [verdachte] betreft.
Op donderdag 11 september 2008 zie ik dat er een ongeadresseerde brief in mijn brievenbus ligt Ik zie dat er een kopie is bijgevoegd van een artikel over relationeel rekenen.
Ik raak van streek door alle toestanden met [verdachte]. Ik kan er niet meer tegen. Mijn dochter en schoonzoon zijn door alles toestanden bezig om te verhuizen. Op vrijdag 12 september 2008 belt mijn zus mij. Ze vertelt mij dat ze een brief van [verdachte] heeft gekregen.
Op vrijdag 19 september 2008, omstreeks 20.00 uur ben ik in de tuin van mijn woning bezig. Het wordt al donker. Ik zie dat [verdachte] op zijn fiets over de [a-straat] rijdt.
Ik voel door alles toestanden verdrietig. Ik kan mijn leven niet zo leven als ik dat zou willen. Ik zit constant met de angst in mijn hoofd. Ik ben in mijn privacy aangetast.
2. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 2], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL5QC/08-130802, gesloten en getekend op 28 oktober 2008, als bijlage (p. 68 t/m 72) gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
U vraagt me naar een voorval op 15 augustus 2008, waarbij ik bij de voordeur van de woning [a-straat 1] in [plaats] ben geweest, en waarbij ik een enveloppe zou hebben achtergelaten bij de voordeur in een bloem. U las me de tekst voor op die enveloppe. Ik heb wel eens iets achtergelaten. De datum weet ik niet meer. Die tekst kan wel van mij zijn.
U noemt een brief die op 17 augustus 2008 is gevonden door [betrokkene 1] op haar voordeur, met een tekst. Die brief heb ik geschreven. Die heb ik ook zelf op de voordeur bevestigd. Ik weet de datum van dat voorval niet.
U noemt nog een voorval op 17 augustus 2008, toen zij nog een brief vond op haar voordeur met een tekst over de vrouwengevangenis. Deze heb ik ook geschreven en op haar voordeur bevestigd.
Ik heb aan de ouders van [betrokkene 1] ook brieven geschreven.
Ik heb deze brieven ook gestuurd aan de zus van [betrokkene 1], [betrokkene 4]. Ik ben in augustus en september 2008 ook diverse keren over de [a-straat] in [plaats] gereden, langs het huis [a-straat 1].
Ik herinner me, het kan wel op 26 augustus 2008, zijn geweest, dat ik daar langs ben gereden. Ik zag toen dat haar nieuwe relatie in huis was, in [a-straat 1] te [plaats]. Ik ben toen eerst naar mijn caravan gereden in [plaats]. Ik ben toen met de fiets teruggereden naar [a-straat 1] in [plaats]. Ik heb aangebeld. Mijn vrouw kwam aan de deur, maar ze wilde niet opendoen. Ik heb toen met de sleutel die bij dat slot hoorde de voordeur opengedaan. Ik heb mijn ex-vrouw wel gezien. Zij liep naar de woonkamer. Ik ben buiten gebleven, bij de voordeur. Ik ben daar blijven staan tot de politie er was. Ik ben niet het huis ingegaan. Ik wachtte gewoon tot de politie er was. Ik ben na kort overleg met de politie daar weggegaan.
Op een dag in augustus 2008 kwam ik weer langs met de auto. Ik zag dat [betrokkene 1] in de tuin aan het werk was. Ik ben eerst doorgereden. Aan het einde van de weg ben ik gekeerd. Ik ben toen gestopt. Ik ben in de auto blijven zitten. Ik heb het portierraam aan haar kant opengezet.
Ik heb tegen haar gezegd: "[betrokkene 1], waarom breng je jezelf zo verschrikkelijk in de problemen.
U vraagt naar een brief die op 2 september in haar brievenbus lag, met een tekst. Ik heb die brief geschreven en bij haar, [a-straat 1] te [plaats], in de brievenbus gedaan. Het kan wel zijn dat ik nog een keer een brief bij haar in de bus heb gedaan.
U deelt me mede dat [betrokkene 1] op 8 september 2008 in haar brievenbus weer een brief vond met facturen. Die brief is wel van mij afkomstig. U noemt een brief met een kopie van een artikel over relationeel rekenen. Ik heb haar een keer een kopie gebracht van een artikel uit de Telegraaf.
Verder heb ik kortgeleden, heel recent, haar een kaartje gestuurd.
Op 25 oktober 2008 ben ik 's avonds naar [a-straat 1] in [plaats] gefietst. Ik had die brief in de bus gedaan en reed terug. Ik zag toen twee fietsers aankarren. Ik keek ze wel na en zag dat ze het erf van [a-straat 1] opreden. Ik ben teruggegaan en reed erlangs. Ik zag dat het [betrokkene 1] was met een man. Ik ging toch weer terug en heb die man aangesproken. Ik zei hem dat ik wilde dat hij van mijn terrein afging. Ik zag dat [betrokkene 1] aanstalten maakte om 112 te bellen.
Ik ben toen weggegaan.
U vraagt me waarom ik steeds langs de woning [a-straat 1] te [plaats] ga en haar brieven schrijf. Ik hoop daarmee bereiken dat ze met de waarheid komt. Ook hoop ik dat ze inziet dat ze het huis moet verlaten."
6. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, niet bijgestaan door een raadsman, het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie. Deze pleitnotitie houdt voor zover voor de bespreking van het middel van belang het volgende in:
Punt 4 - Toewijzing woning adres [a-straat 1] te [plaats].
De boedelscheiding - rechter heeft beslist dat de woning [a-straat 1] te [plaats] toegewezen wordt aan verdachte ais zijnde o.a. eigenaar.
De rechtbank heeft tevens beslist dat [betrokkene 1] bevoegd is tot verblijf op adres tot uiterlijk 6 maanden na inschrijving van de echtscheiding.
[Betrokkene 1] heeft de echtscheiding doen inschrijven te Markelo op 27 april 2007.
[Betrokkene 1] is derhalve bevoegd (geweest) tot verblijf op adres [a-straat 1] te [plaats] tot uiterlijk 27 oktober 2007.
Punt 5 - Opvolging beslissing boedelscheidingrechter.
In de periode na 27 oktober 2007 heeft verdachte als eigenaar/wettig bewoner van de hem rechtens toegewezen woning op diverse data gekeken / onderzocht of [betrokkene 1], die taal noch teken gaf, de woning reeds verlaten had, waarbij de voorkeur bij verdachte uitging naar vrijwilligheid of eigen initiatief van de kant van de ex.
Daarbij is door verdachte tevens gebruik gemaakt van schriftelijke berichten / aanmaningen.
[Betrokkene 1] zou geen getuige zijn geweest hiervan indien ze opvolging gegeven zou hebben aan de beslissing van de rechtbank en uiterlijk per 26 oktober 2007 de woning te hebben verlaten. Derhalve een vorm van uitlokking van een situatie.
* Conclusies ad punt 4 + 5;
A6 - Aangeefster [betrokkene 1] bevindt zich in de periodes vermeld in de dagvaarding (en/of in het bevel tot in verzekering stellen) civielrechtelijk niet in de positie zich te kunnen beroepen op een bevoegd verblijf op adres [a-straat 1] te [plaats].
Ten gevolge daarvan verkeert ze in betrokken periodes niet in de positie ten opzichte van verdachte om aangifte te kunnen doen over een vermeend delict haar aangaande op een adres alwaar ze onbevoegd verblijft.
A7 - Het begrip "Stalken / belagen" betreft een 1e - actie.
Stalken / belagen, oftewel; iemand benaderen zonder gewettigde aanleiding.
Verdachte reageert in principe op een door [betrokkene 1] veroorzaakte situatie. Een re-actie valt niet in de categorie wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een andere persoon.
Verdachte reageert in principe op een door [betrokkene 1] veroorzaakte situatie.
7. Het door de verdachte gevoerde verweer inhoudende dat aangeefster [betrokkene 1] onrechtmatig verbleef in de bij boedelscheiding aan verdachte rechtens toegewezen woning en dat verdachte haar heeft benaderd om haar te sommeren de woning te verlaten, is niet louter van feitelijke aard, maar stelt ook de vraag aan de orde of in de omstandigheden van het geval sprake is van wederrechtelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [betrokkene 1]. Het Hof heeft hieromtrent niets vastgesteld, terwijl het Hof op dat verweer een uitdrukkelijke beslissing had moeten geven. Het middel klaagt terecht dat het Hof dat heeft nagelaten. (1)
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest waarvan beroep en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem, ten einde opnieuw recht te doen op basis van het bestaande hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Vgl. HR 9 oktober 2007, LJN BB2873, NJ 2007/554 (huisvredebreuk).