ECLI:NL:HR:2012:BX1755
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belaging en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1947 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor belaging van zijn ex-vrouw, [betrokkene 1]. De tenlastelegging betrof het stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 6 oktober 2008. De verdachte had onder andere bedreigende brieven achtergelaten en zich hinderlijk bij de woning van [betrokkene 1] opgehouden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had nagelaten om uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen op een verweer van de verdachte, dat niet louter feitelijk was. Dit verweer stelde de vraag aan de orde of de verdachte gerechtigd was tot zijn gedragingen, gezien de omstandigheden dat [betrokkene 1] onrechtmatig in de voormalige echtelijke woning verbleef. De Hoge Raad concludeerde echter dat deze omstandigheid niet automatisch rechtvaardigt dat de verdachte inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1].
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar slechts wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot vijf maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden in zaken van belaging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.