Conclusie
eerste middelhoudt in dat het Hof het Openbaar Ministerie ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging door daarbij ten onrechte te overwegen dat het gelijkheidsbeginsel niet zou zijn geschonden. Hierbij zou het Hof een verkeerde maatstaf hebben aangelegd en zou zijn oordeel onbegrijpelijk zijn althans onvoldoende gemotiveerd met het oog op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van verdediging.
slechtssprake is bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen mist feitelijke grondslag.
13.Het eerste middelis tevergeefs voorgesteld.
tweede middelklaagt dat de bewezenverklaarde periode (in de periode van 15 oktober 2010 tot en met 19 november 2010) niet steunt op de inhoud van de bij arrest opgenomen bewijsmiddelen.
f. Periode
De verklaring van de getuige [medeverdachte 4]afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 juli 2011, voor zover inhoudend - zakelijk weergegeven - :
proces-verbaal van verhoorverdachte van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse eenheden, Brigade Centrale Recherche en Informatie, Team Algemene Recherche, d.d. 14 december 2010, met proces-verbaalnummer 27-280857-VT 17.001 (pag. VT17007 van het zaaksdossier Choizil) Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
verklaring van [medeverdachte 4][
het hof leest: [medeverdachte 4]]:
het hof leest: de verdachte]spreekt een beetje Engels dus hij zou onderhandelen en contact maken met de bemanning. Ook spreekt hij Arabisch.
proces-verbaal van verhoorverdachte van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, Brigade Centrale Recherche en Informatie, Team Algemene Recherche, d.d. 9 december 2010
[het hof leest: 24 januari 2011],met proces-verbaalnummer 27-280857-VT 06.007 (pag. VT06007 van het zaaksdossier Choizil). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
verklaring van [medeverdachte 5][het hof leest: [medeverdachte 5]]:
18.Het tweede middelfaalt.
derde middelklaagt dat het Hof de verklaringen van [medeverdachte 4] ter zitting in eerste aanleg en bij de Marechaussee ten onrechte tot het bewijs heeft gebezigd en deze dus kennelijk betrouwbaar heeft geacht. Dit gebruiken als bewijsmiddel zou in het licht van het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van verdediging onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd zijn.