Conclusie
1.Feiten
2.Procesverloop
productiebehoeft intussen niets te zeggen over het al dan niet nog
gebruikt wordenvan nog voorhanden hartkleppen. Anders gezegd: de bewering van [eiseres] dat Medtronic zich bezondigt aan het opdissen van onwaarheid is daarom niet of in elk geval onvoldoende onderbouwd. Hoe dat zij, LUMC en [verweerder 2] wijzen er terecht op dat [eiseres] haar stelling eerder had kunnen en daarom ook had moeten betrekken. [eiseres] was weliswaar niet gehouden om pleidooi te vragen (wat ze ook niet heeft gedaan), maar ze had in de klachten of eventueel in de s.t. op deze kwestie, die volgens haar eigen stellingen zou blijken uit een zoektocht op internet, in kunnen gaan. Ware dat niet mogelijk geweest, dan had [eiseres] uit de doeken moeten doen dat en waarom deze informatie eerst ná de datum bepaald voor het nemen van de s.t. bekend kon zijn. In de relatie tussen LUMC en [verweerder 2] is daarom m.i. sprake van een ontoelaatbaar novum zodat de repliek terzijde moet worden gelegd.
aantal geïmplanteerde hartkleppen. Welk licht het
staken van de productieop dit aantal zou werpen, is duister; mr. Vermeulen wijst daar in zijn brief met juistheid op. Daarom is de repliek in zoverre slechts misplaatse stemmingmakerij [8] in een stadium waarop – naar [eiseres] wist – op dit novum niet meer kon worden gereageerd. Daarom moet ook in deze relatie de repliek buiten beschouwing worden gelaten en wel wegens schending van de goede procesorde.
3.Inleiding
nietaansprakelijk is, maar een arts of ziekenhuis
welbij het gebruik van dat niet gebrekkige product. Met betrekking tot de aansprakelijkheid van de producent formuleert Whitaker het zo: door de vraag of een product gebrekkig is in art. 6:186 BW (mede) afhankelijk te maken van “alle omstandigheden” wordt een element van “reasonableness” geïntroduceerd. [10]
4.Bespreking cassatiemiddel voor zover gericht tegen Medtronic
kracht uitoefenenis dus geen sprake.
waarom’s Hofs oordeel onjuist zou zijn. Dat valt ook niet goed in te zien nu volgens het Hof van een gebrek geen sprake was. De al dan niet bekendheid van de producent kan dan blijven rusten.
nietheeft geoordeeld dat “niet aannemelijk is dat [eiseres] schade heeft geleden of zal lijden”. Het Hof spreekt van “daadwerkelijke
gezondheidsschade” (cursivering toegevoegd). Het brengt aldus tot uitdrukking dat er geen of in elk geval onvoldoende reden is om aan te nemen dat de hartklep heeft geleid of zal leiden tot aantasting van of gevaar voor de gezondheid van [eiseres]. Het Hof heeft dus
nietgeoordeeld dat de tweede operatie voor [eiseres] niet bezwaarlijk of pijnlijk is geweest.
.”
artsendie de kleppen gebruikten had moeten informeren. Dat veronderstelt dat Medtronic deze zou (moeten) kennen, wat zeker niet voor zich spreekt nu de hartkleppen allicht door
ziekenhuizenwerden gekocht. [22] Bij die stand van zaken mislukt de klacht. Voor de door het onderdeel gepropageerde verplichting is te weinig gesteld. Daarom kan blijven rusten of een dergelijke verplichting zou bestaan als Medtronic de artsen kende of behoorde te kennen.
5.Behandeling van de klachten voor zover gericht tegen LUMC en [verweerder 2]
ongeschikte zaak (zie onder 59). Nu daarvan, als gezegd, niet kan worden uitgegaan, is ’s Hofs oordeel m.i. hoe dan ook juist.
onderdeel 13, onder het kopje “verdere klachten”, [23] op tegen rov. 13-14 van het bestreden arrest. Met betrekking tot de tweede bij [eiseres] geïmplanteerde Advantage klep zou dit oordeel in de eerste plaats blijk geven van een verkeerde rechtsopvatting, terwijl het ook zou laboreren aan een motiveringsgebrek. Het feit dat het om een betrekkelijk nieuw product ging en dat er nog geen wereldwijde goedkeuring voor was verkregen, waren omstandigheden die het LUMC en [verweerder 2] bij hun overweging om van deze klep, bij [eiseres], al dan niet gebruik te maken dienden te betrekken in verband met de vóór de keuze van de tweede hartklep bekende informatie omtrent de aan die van [eiseres] gelijke ervaring bij de implantatie van dezelfde hartklep in Duitsland. [24] De mede met het oog op de veiligheid van de patiënt op het LUMC en [verweerder 2] rustende zorgplicht staat eraan in de weg dat zij elders beschikbare informatie over een door henzelf (bij [eiseres]) gesignaleerd gezondheidsprobleem na de implantatie van de Advantage hartklepprothese, dat zij zo ernstig vinden dat het als mogelijk levensbedreigend kwalificeren en dat zij er aanleiding in zien om [eiseres] opnieuw te opereren en om de hartklep te vervangen, weg zouden mogen wuiven als “zo'n enkele rumor” waardoor zij zich niet van de wijs hoefden te laten brengen. Eveneens kan rechtens niet worden aanvaard, dat zij die informatie negeerden, omdat zij deze als niet of onvoldoende concreet beschouwden. Het tijdens de operatie bij de Advantage hartklep gesignaleerde probleem was voor Medtronic zelf “nieuw”. De oorzaak van het niet volledig sluiten van de klep was toen onbekend (en bleef onbekend nadat Medtronic de klep had onderzocht). Onder zodanige omstandigheden vergde de zorg voor de veiligheid van [eiseres] dat de niet functionerende klep niet door eenzelfde klep werd vervangen, in ieder geval niet nu [verweerder 2] en het LUMC geen nadere informatie hadden ingewonnen (zij hadden gegeven de bevindingen bij [eiseres] er wel aanleiding toe nadere informatie in te winnen). De omstandigheid dat zij het verkregen bericht niet voldoende concreet achtten, mocht hen ertoe niet brengen dit bericht zonder meer te negeren: de goede zorg voor [eiseres] stond - onder verontrustende omstandigheden - immers op het spel. Dat ook de St Jude prothese, zoals alle mechanische hartklepprothesen, lekkages vertoonden, was voor [verweerder 2] en het LUMC geen aanleiding om opnieuw voor de Advantage klep te kiezen, reeds omdat de bij de St Jude klep voorkomende lekkage niets te maken heeft met het intermitterend niet volledig sluiten van een van de deurtjes van die klep. De de St Jude klep betreffende overweging is zonder nadere motivering onbegrijpelijk; gesteld noch gebleken is immers dat – zoals het Hof lijkt te impliceren - de lekkage bij de St Jude klep op een lijn stond met de gevolgen van het intermitterend niet volledig sluiten van een van de deurtjes van de Advantage klep. Ook voor de overweging dat er positieve publicaties over de Advantageklep waren, geldt dat deze zonder nadere motivering onbegrijpelijk is, in die publicaties was het bij [eiseres] en in Duitsland geconstateerde probleem met deze klep immers (nog) niet betrokken.
13wél in het teken staat van de eerste operatie. Voor zover het hier besproken onderdeel daarom veronderstelt dat ’s Hofs oordeel in rov. 13 eveneens betrekking heeft op de
tweedeoperatie mist het feitelijke grondslag. Voor zover het onderdeel op rov. 13 te herleiden klachten ventileert over deze laatste kwestie (de tweede operatie) mislukken deze aanstonds omdat rov. 13 daarop geen betrekking heeft.
ten overvloedestil staat bij de tweede operatie.
in dat kaderniet zijn betrokken. Dat blijkt duidelijk wanneer de verschillende elementen van onderdeel 13 worden gelegd naast hetgeen onder 5.8.1 is vermeld. Het ligt m.i. niet op de weg van de Hoge Raad om af te gaan vinken welke stellingen wél en welke niet in feitelijke aanleg zijn geëxposeerd en om vervolgens over te gaan tot behandeling van klachten die zien op hetgeen wél aan de orde is gesteld. Het ligt, integendeel, op de weg van de cassatieadvocaat om klachten behoorlijk voor te dragen en zich te onthouden van het binnensmokkelen van nieuwe elementen.
waarom’s Hofs motivering tekort zou schieten. Zij blijft steken in het poneren van stellingen die zij in appel zou hebben betrokken zonder op ’s Hofs oordeel in te gaan.
nietin het onderhavige kader betrokken stelling, [27] sta ik nog stil bij één door [eiseres] genoemde kwestie: “de lekkage bij de St. Jude klep stond [niet] op een lijn met de gevolgen van het intermitterend niet volledig sluiten van een van de deurtjes van de Advantage klep” (voorlaatste volzin van het onderdeel). Voor de hier genoemde bewering wordt evenwel geen vindplaats in de gedingstukken in feitelijke aanleg genoemd. Daarom voldoet deze klacht niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. Bovendien komt het onderdeel niet op tegen ’s Hofs oordeel dat [eiseres] niet (gemotiveerd) heeft weersproken dat ook bij St. Jude hartklepprotheses regelmatig lekkages voorkwamen en dat gelet op de positieve onderzoeksresultaten met betrekking tot de Advantage hartklep [verweerder 2] in redelijkheid tot de keuze van de Advantage hartklep kon komen (rov. 13).
onderdelen 14-15draaien om de kwestie van het “informed consent”. Zij richten zich, blijkens voetnoot 74 (bij
onderdeel 15) tegen rov. 14. [eiseres] brengt in dit kader het volgende te berde. Voor de uitvoering van de operatie en voor de implantatie van een hartklepprothese dienden het LUMC en [verweerder 2] te beschikken over haar geïnformeerde toestemming. Bij de eerste hartklep is deze verkregen. Op basis van de informatie en het advies van de artsen van het LUMC koos [eiseres] voor de operatieve implantatie van een mechanische hartklepprothese, zoals zij op het advies van die artsen ook koos voor de Advantage hartklep (zij had ook kunnen kiezen voor een ander merk, dat lag slechts minder voor de hand nu haar verteld werd dat de Advantage minder lekte dan de andere prothesen). Voorafgaande aan de tweede operatie vroegen de artsen aan [eiseres] om ‘naar bevind van zaken’ te mogen handelen. [eiseres] heeft in de feitelijke instanties betoogd dat de door haar verleende toestemming om naar bevind van zaken te mogen handelen niet impliceerde dat er met haar (belangen) geen rekening meer gehouden behoefde te worden, maar dat dit inhield dat [verweerder 2] en het LUMC zich bij de aan [eiseres] te verlenen zorg af moesten vragen welke (geïnformeerde) beslissing zij zou nemen indien haar daarnaar kon worden gevraagd. [eiseres] heeft in appel betoogd dat zij niet voor de Advantage klepprothese zou hebben gekozen in het geval haar deze keuze was voorgelegd. Zou niet voor een tweede keer voor deze Advantage klep zijn gekozen, dan was [eiseres] niet opnieuw geconfronteerd met een intermitterend niet goed sluitend deurtje van de prothese. Het Hof zou deze, essentiële, stelling niet in zijn overwegingen hebben betrokken, althans blijkt daarvan uit het arrest niet. Wel heeft het Hof overwogen dat [verweerder 2] haar niet over de constatering van een gelijk geval in Duitsland behoefde te informeren omdat die informatie daarvoor te vaag en ongedocumenteerd was. Aldus oordelend geeft het Hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De informatieplicht van de arts strekt ertoe de patiënt in staat te stellen van zijn zelfbeschikkingsrecht gebruik te maken. De patiënt moet over de risico's van de voorgestelde behandeling worden geïnformeerd opdat hij met die behandeling al dan niet kan instemmen. De enige informatie waarover het LUMC en [verweerder 2] voorafgaande aan de operatie beschikten, was de informatie over de soortgelijke constatering bij de Advantage hartklepprothese in Duitsland. Met name nu aan [eiseres] eerder door het LUMC en [verweerder 2] deze hartklep was geadviseerd diende [eiseres] omtrent de Duitse bevindingen te worden geïnformeerd. Het oordeel van het Hof kan ook niet worden aanvaard, omdat dit in feite impliceert dat het LUMC en [verweerder 2] de beslissing omtrent de behandeling geheel aan zichzelf (mogen) houden; dat oordeel staat haaks op het zelfbeschikkingsrecht van [eiseres]. De verplichting van de arts om de patiënt te informeren impliceert ook, dat de arts dient te beschikken over de informatie die de patiënt voor zijn beslissing nodig heeft. Ook in dat verband is het oordeel van het Hof onjuist; dit oordeel houdt immers mede in dat de arts geacht wordt aan zijn verplichting te hebben voldaan indien die arts ervoor kiest om relevant te achten informatie niet in te winnen (navraag doen in München, opdat die informatie niet meer vaag en ongedocumenteerd is), aldus nog steeds de klacht.