ECLI:NL:PHR:2014:2131
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Witwassen en hawala-bankieren: onjuiste rechtsopvatting over herkomst geldbedragen
In deze zaak heeft het Gerechtshof te Amsterdam de verdachte veroordeeld voor schuldwitwassen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en verbeurdverklaring van twee geldbedragen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de geldbedragen afkomstig waren van misdrijf in de zin van artikel 420quater Sr. De verdachte had op 14 juni 2005, te Vinkeveen, samen met een medeverdachte, geldbedragen van 70.000 euro en 350 euro voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het Hof heeft overwogen dat de criminele herkomst van het geld niet kon worden vastgesteld, ondanks dat er sprake was van Hawala-bankieren, wat zonder vergunning strafbaar is. De verdediging stelde dat het uitvoeren van Hawala-bankieren op zich niet betekent dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn. Het Hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte opzettelijk de wet heeft overtreden door een geldtransactiekantoor zonder vergunning te voeren, waardoor het geld als 'afkomstig uit enig misdrijf' kan worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2014:3044) geoordeeld dat het oordeel van het Hof dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Vermogensbestanddelen kunnen slechts als 'afkomstig uit enig misdrijf' worden aangemerkt indien zij afkomstig zijn van een misdrijf gepleegd vóór het voorhanden hebben en overdragen daarvan. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het bedrag van 70.000 euro van misdrijf afkomstig was, maar dat dit niet geldt voor het bedrag van 350 euro, dat als verdienste van het zonder vergunning handelen kan worden aangemerkt.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, of verwijzing naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling. Tevens wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar dit leidt niet tot strafvermindering.