ECLI:NL:PHR:2015:1492

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
20 augustus 2015
Zaaknummer
14/00666
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Hofstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake profijtontneming

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 22 januari 2014. De betrokkene heeft tijdig een schriftuur ingediend met een middel van cassatie. Het middel richt zich tegen de verwerping door het Hof van een verweer dat betrekking heeft op de subposten 'Eindsaldi rekeningen', 'Verzekeringen' en 'Vaste lasten'. De betrokkene stelt dat op deze subposten respectievelijk bedragen van fl. 13.319,25, fl. 26.289,88 en fl. 7.788,00 in mindering moeten worden gebracht. Het Hof heeft deze stelling echter als niet begrijpelijk verworpen, wat volgens de Hoge Raad niet tot cassatie kan leiden.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen. De zaak is gerelateerd aan een andere zaak met griffienummer 14/00665 P, waarover ook een conclusie is getrokken. De uitspraak van de Hoge Raad in deze zaak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van profijtontneming en de toepassing van de relevante wetgeving.

Conclusie

Nr. 14/00666 P
Zitting: 9 juni 2015
Mr. Hofstee
Conclusie inzake:
[betrokkene] [1]
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014. Namens de betrokkene is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingezonden.
2. Het middel klaagt tevergeefs over de geenszins onbegrijpelijke verwerping door het Hof van het verweer dat op de subpost “Eindsaldi rekeningen” een bedrag van fl. 13.319,25 en op de subposten “Verzekeringen” en “Vaste lasten” een bedrag van fl. 26.289,88 respectievelijk fl. 7.788,00 in mindering moet worden gebracht en kan derhalve klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Deze zaak hangt samen met de zaak met griffienummer 14/00665 P waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.