Conclusie
2.Procesverloop
3.Bespreking van het cassatiemiddel
rechtstreeksoverleg tussen de apotheek en de patiënt diende plaats te vinden. Ook onderdeel 3.1(b) is ongegrond. De in rov. 4.14 vermelde mededelingen van [betrokkene 1] houden onder meer in (over het contact van de apotheek met de voorschrijver): “
Er is alleen contact via mail en telefoon indien dit nodig is geacht”; en (over het contact van de apotheek met de patiënten): “
Er is geen besluitvorming en overleg met de patiënt zelf”. Het hof overweegt dat blijkens de eigen mededelingen van [betrokkene 1] in 2011 kennelijk in alle gevallen de volgens de beleidsregels vereiste samenspraak met de patiënt is uitgebleven en ook het overleg met de voorschrijver niet regulier heeft plaatsgevonden (zie rov. 4.14). Dat oordeel van het hof is gezien onder meer de vermelde mededelingen van [betrokkene 1] , allerminst onbegrijpelijk. Aangezien onderdelen 3.1(c) en 3.1(d) kennelijk uitsluitend voortbouwen op de voorgaande klachten, falen deze onderdelen eveneens.
in algemene zinhun magistrale bereiding mochten beoordelen als voldoende afwijkend van bestaande handelspreparaten (om op die grond in de betreffende gevallen telkens tot het verstrekken van de magistrale bereidingen over te gaan). Dat oordeel van het hof wordt door het onderdeel niet doeltreffend bestreden. Zo kan, anders dan het onderdeel veronderstelt, aan het genoemde oordeel van het hof niet afdoen de stelling dat
in bepaalde individuele gevallenvoldoende verschil bestaat tussen de magistrale bereidingen en de bestaande handelspreparaten om tot verstrekking van magistrale bereidingen over te gaan.