ECLI:NL:PHR:2015:87
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Knigge
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake diefstal en opzetheling van kentekenplaten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2013 een verdachte veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van twee maanden. Daarnaast werd een betalingsverplichting opgelegd aan de verdachte in verband met een vordering van de benadeelde partij. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:AD1668, de procedurele aspecten van de zaak beoordeeld, met name de geldigheid van de dagvaarding en de terugverwijzing naar de Rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad de inleidende dagvaarding nietig heeft verklaard voor feit 1 primair en feit 2, en dat het Hof in hoger beroep niet de hoofdzaak heeft beslist. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigt voor wat betreft feit 2, omdat de behandeling van de hoofdzaak niet in twee feitelijke instanties heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte de zaak niet heeft terugverwezen naar de Rechtbank, aangezien de dagvaarding niet op de juiste wijze aan de verdachte was betekend.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd ten aanzien van feit 2 en de strafopleggingen, en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geen gronden gevonden om ambtshalve de uitspraak te vernietigen, behalve voor de beslissingen met betrekking tot feit 2. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak moet vernietigen, maar dat de beslissing over feit 1 en de strafoplegging aan de Rechtbank moet worden overgelaten.