ECLI:NL:PHR:2015:97
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Identiteitscontrole en bewijsvoering in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of het ontbreken van een identiteitscontrole door opsporingsambtenaren leidt tot bewijsuitsluiting van de personalia van een aangehouden verdachte. De verdachte was op 13 februari 2011 te Rotterdam aangehouden en had een alcoholgehalte van 850 microgram per liter uitgeademde lucht. Het Gerechtshof Den Haag had de verdachte eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, maar de verdediging stelde dat de identiteit van de bestuurder niet was vastgesteld, wat zou moeten leiden tot vrijspraak. De Hoge Raad oordeelt dat het enkele ontbreken van een identiteitscontrole niet automatisch betekent dat de opgave van personalia onjuist of onbetrouwbaar is. De Hoge Raad benadrukt dat de betrouwbaarheid van het bewijs moet worden vastgesteld op basis van de omstandigheden van het geval. In dit geval was er voldoende bewijs dat de verdachte de bestuurder was, ondanks het verzuim van de identificatieplicht. De Hoge Raad concludeert dat de opgave van personalia niet voor bewijsuitsluiting in aanmerking komt, mits de betrouwbaarheid op andere wijze kan worden vastgesteld. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de verdediging niet voldoende onderbouwd heeft dat de verdachte niet de bestuurder was. De zaak benadrukt het belang van de identificatieplicht in het strafrecht en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de bewijsvoering.