Conclusie
2.Het procesverloop
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
hetzijdat [verzoeker] een toereikende volmacht aan mr. Kloes had verleend om beide akten te ondertekenen,
hetzijdat Aventura gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan mr. Kloes op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [verzoeker] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
2. De verdere beoordeling
3.De bespreking van het cassatiemiddel in het principale beroep
onderdeel 2richt zich tegen de rechtsoverwegingen 2.4 en 2.5 van het bestreden vonnis. Het onderdeel klaagt dat het hof heeft miskend dat een noodzakelijke voorwaarde voor bescherming van de wederpartij (Aventura) is, dat zij – ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling (in casu het treffen van de minnelijke regeling) – (kort gezegd) ook daadwerkelijk op de bevoegdheid van de tussenpersoon (mr. Kloes) heeft vertrouwd. Voor zover het hof dit niet heeft miskend, is zijn oordeel niet toereikend gemotiveerd, nu [verzoeker] (onder meer) heeft betoogd en aannemelijk gemaakt dat Aventura ten tijde van het ondertekenen van de akte van dading en de akte van overdracht niet ervan op de hoogte was dat niet [verzoeker] maar mr. Kloes deze stukken heeft ondertekend.
heeftvertrouwd. Voorts volgt hieruit dat daarvan mag worden uitgegaan ingeval de derde mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Degene in wiens naam gehandeld is, kan echter het tegendeel aannemelijk maken.
heeft vertrouwdop volmachtverlening aan mr. Kloes (…)”. In de eerste zin van rov. 2.4 oordeelt het hof dat Aventura aan die bewijsopdracht heeft voldaan. Daarbij overweegt het hof nog: “Er zijn
geenbewijsmiddelen die erop wijzen dat Aventura niet is afgegaan en/of niet heeft mogen afgaan op die wijze van presentatie.” Ik vind deze oordelen van het hof niet onbegrijpelijk, onder andere omdat mr. Van Mierlo in zijn getuigenverklaring heeft opgemerkt dat hij als advocaat van Aventura ervan uitging dat mr. Kloes de handtekeningen zou zetten onder de stukken van de dading. Dit wijst erop dat Aventura (die door Mr. Van Mierlo werd vertegenwoordigd) daadwerkelijk op de schijn van volmachtverlening is afgegaan. Onderdeel 2 faalt.
4.De bespreking van het cassatiemiddel in het incidentele beroep
onderdelen 2en
3hangen samen en zullen gezamenlijk worden besproken.
medediende te oordelen) over de vordering tot “nietigverklaring” van de aandelenoverdracht, terwijl het hof er in zijn vonnissen na cassatie kennelijk vanuit is gegaan dat alleen voorlag de vordering tot verklaring voor recht dat [verzoeker] nog steeds eigenaar is van 49% van de aandelen in Aventura. Het hof is althans niet meer ingegaan op de vordering tot “nietigverklaring” van de aandelenoverdracht en heeft hier ook niet over beslist. De klachten van de onderdelen 2 en 3 houden in de kern in dat het hof, doordat heeft miskend dat het ook over de vordering tot “nietigverklaring” diende te oordelen, tot een onjuiste bewijslastverdeling is gekomen.
nietheeft overgedragen. Onder deze omstandigheden zie ik niet in dat Aventura belang heeft bij de klachten van de onderdelen 2 en 3. [20]
onderdeel 4iluidt – samengevat – als volgt. Het hof heeft in zijn tussenvonnis van 11 februari 2014 geoordeeld dat Aventura dient te bewijzen dat [verzoeker] aan mr. Kloes een toereikende volmacht had verleend om beide akten te ondertekenen. Als het hof er daarbij vanuit ging dat dat bewijs niet in beginsel voorshands geleverd zou zijn met de verklaring van mr. Kloes dat hij [verzoeker] bijstond, dan heeft het hof miskend dat, als een advocaat verklaart dat hij in die hoedanigheid een persoon krachtens een met die persoon bestaande overeenkomst heeft bijgestaan, van de waarheid van die verklaring door de wederpartij van die persoon jegens die persoon behoudens bijzondere omstandigheden en behoudens tegenbewijs moet worden uitgegaan, althans dat, indien een advocaat zich in een procedure voor een gedaagde procespartij stelt, de wederpartij er in beginsel vanuit mag gaan dat die advocaat die gedaagde procespartij bevoegd bijstaat of heeft bijgestaan.
onderdeel 4iiaborduurt op het voorgaande voort: het hof zou hebben miskend dat het in beginsel ervoor moet worden gehouden dat een advocaat volledig gemachtigd is door zijn cliënt.