ECLI:NL:PHR:2016:281
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak, die is behandeld op 23 februari 2016, heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep. Dit besluit volgt op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 mei 2015, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene werd geschat op € 24.400,-, maar de verplichting tot betaling aan de staat werd vastgesteld op nihil. De betrokkene heeft op 27 mei 2015 beroep in cassatie ingesteld, maar heeft verzuimd om binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden na betekening van de aanzegging, een schriftuur houdende middelen in te dienen. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een raadsman binnen deze termijn middelen moet indienen om ontvankelijk te zijn in het cassatieberoep. Aangezien er geen middelen zijn ingediend, is de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad strekt tot deze niet-ontvankelijkverklaring.