ECLI:NL:PHR:2016:281

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
15/02678
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak, die is behandeld op 23 februari 2016, heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep. Dit besluit volgt op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 mei 2015, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene werd geschat op € 24.400,-, maar de verplichting tot betaling aan de staat werd vastgesteld op nihil. De betrokkene heeft op 27 mei 2015 beroep in cassatie ingesteld, maar heeft verzuimd om binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden na betekening van de aanzegging, een schriftuur houdende middelen in te dienen. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een raadsman binnen deze termijn middelen moet indienen om ontvankelijk te zijn in het cassatieberoep. Aangezien er geen middelen zijn ingediend, is de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad strekt tot deze niet-ontvankelijkverklaring.

Conclusie

Nr. 15/02678 P
Zitting: 23 februari 2016
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[betrokkene]
Bij arrest van 22 mei 2015 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, het bedrag van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 24.400,- en de verplichting voor betrokkene tot betaling aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op nihil.
Deze zaak hangt samen met de onder nr. 15/02677 bij de Hoge Raad aanhangige zaak, waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
Namens de betrokkene is op 27 mei 2015 beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op 29 juli 2015 betekend. Art. 437, tweede lid, Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging door een raadsman een schriftuur houdende middelen wordt ingediend. Binnen de termijn als bedoeld in art. 437, tweede lid, Sv is geen schriftuur houdende middelen bij de Hoge Raad binnengekomen, zodat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG