Conclusie
[eiseres],
Varde Investments (Ireland) Limited,
“Hardheidsclausule
door de contractueel bedongen aankoop van aandelen op naam van en voor rekening van [eiseres] met een vooropgezet plan in het geheel niet uit te voeren (te kopen) op naam van en voor rekening en risico van [eiseres], maar enkel fictief te kopen en verkopen op naam van [eiseres], met 'creëren’ van een niet-bestaande restschuld, mede door het securitiseren van de totale leasesom zoals geduid in de onderliggende overeenkomsten effectenlease met zonder recht of titel goederenrechtelijke levering van de aangekochte aandelen aan de hierna nader aan te duiden 6 (of meer) SPV’s”. Het hof begrijpt hieruit dat [eiseres] Dexia (onder meer) verwijt dat zij haar vordering op [eiseres] (met die op andere lessees) heeft gesecuritiseerd met behulp van een zestal Special Purpose Vehicles (verder: SPV’s) en in het kader van die securitisatie de aandelen die zij ten behoeve van de desbetreffende leaseproducten heeft verworven aan die SPV’s heeft overgedragen. In het licht daarvan kan volgens [eiseres] van “restschulden wegens te weinig opbrengst na verkoop van effecten” geen sprake zijn en vloeit uit de Overeenkomst Dexia Aanbod geen betalingsverplichting voort, althans is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Varde haar aan de Overeenkomst Dexia Aanbod (dan wel, indien aan het subsidiaire standpunt van Varde wordt toegekomen, aan de Duisenberg-regeling) houdt.
nrs. 2-34).
nr. 2).
nr. 34). Het hof heeft de kwestie of de aandelen zijn aangekocht en daarna weer verkocht onderzocht in het kader van de stelling van [eiseres] dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan de Overeenkomst Dexia Aanbod kan worden gehouden (zie rov. 3.7.1 e.v.). [6]
aankoopvan aandelen (met ter beschikking gestelde leningen) heeft uitgevoerd, zonder nadere motivering, welke ontbreekt, onbegrijpelijk zijn, waar het hof kennelijk zonder deugdelijke onderbouwing het feitelijk verweer dat geen aandelen zijn aangekocht doch enkel callopties zijn aangeschaft, heeft verworpen, door ‘aanwezigheid’ van aandelen als afdoende te oordelen, zonder de vraag te stellen of die aandelen zijn aangekocht met een bedrag van leningen.” [7]
nietzijn aangekocht. De AFM heeft immers ook vastgesteld, en zo heeft het hof het ook overgenomen, dat het wel aannemelijk is dat aan de leveringen van de aandelen een aankoop is voorafgegaan. Ook in zoverre slaagt het middel niet.
nrs. 35-36) stelt dat het hof “ten onrechte” en “zonder deugdelijke motivering” op de gronden zoals vermeld in rov. 3.1 tot en met 3.3 van het eindarrest is teruggekomen op hetgeen het hof in rov. 3.3 van het tussenarrest heeft overwogen, vermeldt het niet waarom sprake is van schending van het recht en waarom het bestreden oordeel ontoereikend is gemotiveerd of onbegrijpelijk is. Het middelonderdeel vermeldt slechts wat het hof volgens [eiseres] – op grond van de inhoud van de in rov. 3.1 van het eindarrest door Varde bij akte in het geding gebrachte documenten – had moeten beslissen, te weten dat de hardheidsclausule een onlosmakelijk onderdeel uitmaakte van de Overeenkomst Dexia Aanbod, dat het ging om een regeling die (mede) zag op (het verzachten van) de financiële gevolgen van het ontstaan van een restschuld, dat toepassing van de hardheidsclausule een aanzienlijk effect had kunnen sorteren en dat daarop tijdig een beroep is gedaan. In essentie, gaat het hier om het tegendeel van wat het hof in rov. 3.2 en 3.3 van het eindarrest heeft geoordeeld. Daarmee voldoet het middel niet aan de daaraan te stellen eisen.
nr. 36naar een bewijsaanbod van [eiseres]. De MvG nr. 10 bevat een bewijsaanbod dat in het bijzonder ziet op de stelling dat de hardheidsclausule geen tijdslimiet kent. De antwoordakte na tussenarrest bevat een aanbod te bewijzen dat [eiseres] gezien haar financiële situatie voldoet aan alle criteria voor toepassing van de hardheidsclausule (nr. 4) en het aanbod om (kennelijk) te bewijzen de stellingen dat de hardheidsclausule automatisch van toepassing is, waarbij ook wordt gewezen op de schulden van [eiseres] en de criteria voor toepassing van de hardheidsclausule (nrs. 5-7).
nr. 35, slotkan wellicht nog de klacht worden gelezen dat het oordeel dat de hardheidsclausule een einddatum kende (rov. 3.2) onbegrijpelijk is: uit de in het geding gebrachte documenten aangaande de overeenkomst Dexia Aanbod [13] had voor het hof kenbaar moeten zijn dat de in rov. 3.1 genoemde documenten ten tijde van het aangaan van de overeenkomst Dexia Aanbod op 22 maart 2003 (nog) geen onderdeel uitmaakten van die overeenkomst, zodat [eiseres] pas bij het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule werd geconfronteerd met de eerst na het aangaan van de Overeenkomst Dexia Aanbod geïntroduceerde einddatum, die Dexia op grond van de eerdere overeenkomst niet bevoegd was (alsnog) in te stellen.