Conclusie
[verdachte]
Verweer inzake artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.)
gehoorddat aangeefster geld aan hem moest afstaan onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 24 maart 2016 een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor mensenhandel. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd en is er een schadevergoedingsmaatregel vastgesteld. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij mr. W.H. Jebbink als advocaat en mr. M.D.A. Stam voor de benadeelde partij betrokken waren. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 4 juli 2017 geconcludeerd dat de door de verdediging ingediende middelen falen. De Hoge Raad heeft de bewijsvoering van het hof verbeterd gelezen, waarbij het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen als voldoende steunbewijs heeft aangemerkt. De Hoge Raad heeft geen gronden gevonden voor vernietiging van de uitspraak van het hof en heeft de conclusie tot verwerping van het beroep bevestigd. De zaak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige bewijsvoering in mensenhandelzaken, vooral met betrekking tot de verklaringen van getuigen en de toepassing van artikel 342 Sv, dat stelt dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een bewezenverklaring. De Hoge Raad heeft ook de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding besproken, waarbij het hof oordeelde dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.