Conclusie
middelklaagt dat het hof het hoger beroep van verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de schriftelijke bijzondere volmacht volgens het hof niet voldoet aan de eisen van art. 450, derde lid, Sv.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
door verdachte opgegeven adresvoor de toezending van het afschrift van de dagvaarding. Enkel is vermeld dat een afschrift van de dagvaarding naar het kantooradres van de raadsman kan worden verzonden. In de brief zou bijvoorbeeld vermeld kunnen worden: verdachte heeft mij, zijn raadsman, opgegeven dat een afschrift van de dagvaarding gezonden kan worden aan (volgt adres). De slotzin van de onder 5 weergegeven brief biedt geen duidelijkheid over de vraag of het de verdachte is die het adres heeft opgegeven. De in het middel vervatte klacht dat het hof in zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat geen adres is opgegeven, dan wel dat geen eigen adres van verdachte is opgegeven, berust aldus op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Gelet hier op is het oordeel van het hof dat “in de onderhavige bijzondere volmacht [niet] is voldaan aan het onder 3 vermelde” onjuist noch onbegrijpelijk.
middelis tevergeefs voorgesteld.