Conclusie
middelhoudt in dat het hof heeft miskend dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen voor het feit waarvan hij in eerste aanleg is vrijgesproken.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was veroordeeld voor medeplegen van poging tot zware mishandeling. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van een van de slachtoffers, maar het hof had deze poging in hoger beroep toch bewezen verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het de vrijspraak van de eerste rechter niet had gerespecteerd, terwijl het hof tegelijkertijd de verdachte had veroordeeld voor het medeplegen van de poging tot zware mishandeling van beide slachtoffers. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het hof niet begrijpelijk was en dat er sprake was van een inconsistentie in de beoordeling van de tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het hof voor een nieuwe behandeling. De zaak had samenhang met een andere zaak, genummerd 16/04750, die op dezelfde datum werd behandeld. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding zouden geven, maar dat de inconsistentie in de beoordeling van de tenlastelegging niet kon blijven staan.