Conclusie
middel van het Openbaar Ministerievalt in twee klachten uiteen. De eerste klacht, bezien in samenhang met de toelichting, keert zich met een rechtsklacht en een motiveringsklacht tegen het oordeel van het hof dat bij de bepaling van de hoogte van het door de betrokkene aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen totaalbedrag rekening dient te worden gehouden met de bedragen die reeds via de belastingheffing als voordeel zijn ontnomen. Deze klacht zal ik hieronder als eerste bespreken. De tweede klacht komt op tegen het oordeel van het hof dat de verkoopwaarden van de in de strafzaak tegen de betrokkene verbeurdverklaarde goederen op het aan de Staat te betalen bedrag in mindering moeten worden gebracht. De tweede klacht leent zich voor gezamenlijke bespreking met het
middel dat namens de verdachteis voorgesteld, nu dit middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat bij de vaststelling van de waarden van de verbeurdverklaarde voorwerpen overeenkomstig vast beleid telkens dient te worden uitgegaan van de hoogste waarde daarvan.
€ 527.083.
€ 170.998.-.”
Samenvatting
2.Uitgangspunten
3.Afstemming ter voorkoming van cumulatie
NJ1998/499 volgt dat de rechter bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening dient te houden met eventuele fiscale consequenties van de toepassing van de ontnemingsmaatregel. Voor de onderbouwing van zijn oordeel gaf de Hoge Raad in rov. 4.2.1. de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis weer. Vervolgens overwoog de Hoge Raad:
Verbeurdverklaring
€ 28.311.-
€ 56.868,-.
€ 114.130.-."
NJ2016/283 m.nt. Reijntjes onder verwijzing naar de hierboven aangehaalde memorie van toelichting bij de Wet verruiming mogelijkheden voordeelsontneming overwogen:
Verbeurdverklaring
55000
Bijlage 4.) Uit deze brief blijkt dat het vast beleid van deze dienst is de hoogste waarde uit te keren dan wel te verrekenen. Het standpunt van het OM dient te worden verworpen, omdat dit afwijkt van vast beleid en dus getuigt van willekeur.