Conclusie
middelbehelst de klacht dat het onder 2 primair bewezen verklaarde medeplegen van witwassen en de onder 6 subsidiair bewezen verklaarde poging tot het medeplegen van witwassen niet uit de bewijsmiddelen kunnen volgen.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verdachte die samen met anderen betrokken was bij het medeplegen van witwassen en de poging tot medeplegen van witwassen, zoals omschreven in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De feiten zijn als volgt: op 28 juni 2012 werden er aanzienlijke bedragen overgeboekt van de rekening van [betrokkene 1] naar de rekening van [A], waarbij de verdachte en zijn mededaders betrokken waren. De verdachte had een belangrijke rol in het oprichten van een bedrijf en het openen van bankrekeningen op naam van anderen, wat leidde tot de witwaspraktijken. De verdachte werd herkend tijdens een fotobewijsconfrontatie en er zijn verschillende verklaringen van medeverdachten die zijn betrokkenheid bevestigen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen en de poging tot medeplegen van witwassen voldoende is onderbouwd door de beschikbare bewijsmiddelen. De betrokkenheid van de verdachte bij de witwaspraktijken werd aangetoond door de transacties die plaatsvonden en de verklaringen van de betrokkenen. De verdachte had toegang tot de bankpassen en de bijbehorende codes, wat zijn actieve rol in de gepleegde feiten onderstreept. De Hoge Raad heeft de cassatieberoep verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de bewezenverklaring niet onbegrijpelijk was en dat de betrokkenheid van de verdachte in het kader van de gezamenlijke uitvoering van de witwashandelingen voldoende was aangetoond.
De zaak benadrukt de ernst van phishingfraude en de rol van medeplichtigen in dergelijke criminele activiteiten. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de betrokkenheid bij het verhullen van de herkomst van geldbedragen die uit misdrijven voortkomen, strafbaar is onder de wet.