Conclusie
het medeplegen van valsheid in geschrift” en 2. “
het medeplegen van als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of het medeplegen van als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening is gedaan of nagelaten”. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij het bestreden arrest van 21 februari 2017 het genoemde vonnis ten aanzien van de strafoplegging vernietigd en de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd.
eerste middelklaagt dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt inhoudende dat op drie bepaalde dagen de verdachte zich niet schuldig heeft kunnen maken aan (medeplegen van) valsheid in geschrift en het (medeplegen van) passieve omkoping omdat de verdachte op die dagen niet aanwezig was op de plek waar de taakgestrafte [betrokkene 1] zijn taakstraf zou moeten voldoen.
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 september 2013 tot en met 8 november 2013, te Maarssen en/of te Utrecht, althans in de provincie Utrecht,
Aan [betrokkene 1] is bij vonnis van 23 oktober 2012 een taakstraf van 30 uren opgelegd, waarvan na aftrek 22 uren resteerden. Volgens de Overeenkomst werkstraf diende de taakgestrafte deze werkstraf op 20 september 2013, 27 september 2013 en 4 oktober 2013 te vervullen op het groepsproject VV Maarssen , waarbij [medeverdachte] de contactpersoon was (Rechtbank: waar hier en hierna van [medeverdachte] wordt gesproken is dit dezelfde persoon als medeverdachte [medeverdachte] ).
4.3.1.4 Afkopen taakstraffen
“ [betrokkene 1]
konhebben omdat hij op de genoemde drie vrijdagen (onbetwist) niet heeft gewerkt. De handtekeningen van de verdachte (moeten) zijn vervalst, aldus de verdediging, en dat is zichtbaar doordat de betwiste handtekeningen niet overeenkomen met de handtekeningen die door de verdachte als de zijne zijn geïdentificeerd. Het hof is van dit standpunt afgeweken door de verdachte ter zake te veroordelen, doch men zoekt in het bestreden arrest, alsook in het door het hof bevestigde vonnis tevergeefs naar enige verwijzing naar dit door de verdediging ingenomen standpunt. Mocht hieruit kunnen worden afgeleid dat het hof dit standpunt niet heeft aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dan acht ik dit oordeel niet begrijpelijk. Dit standpunt kan m.i. bezwaarlijk anders worden gezien dan als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat van de zijde van het hof tot een respons noopte. Het standpunt wordt immers gedragen door verscheidene argumenten en behelst een ondubbelzinnige conclusie tot vrijspraak.
en/of” zijn mededader zulks heeft gedaan. Dat de verdachte als mededader opgaat kan dan weer worden afgeleid uit andere onderdelen van de bewijsvoering.
tweede middelklaagt over het bewijs van het opzet op beide bewezenverklaarde feiten meer in het bijzonder daar waar de valsheid in geschrift de urenlijst van de taakgestrafte [betrokkene 2] betreft.
Aan [betrokkene 2] is bij vonnis van 2 mei 2013 een taakstraf van 50 uren opgelegd. Volgens de overeenkomst werkstraf diende de taakgestrafte deze werkstraf op 28 oktober 2013 tot en met 5 november 2013 te vervullen op het groepsproject VV Maarssen , waarbij [medeverdachte] de contactpersoon was. [verdachte] heeft verklaard dat de middelste handtekening op deze overeenkomst (Rechtbank: de handtekening bij de naam [medeverdachte] ) van hem afkomstig is.
Ten aanzien van het afkopen van de taakstraf door [betrokkene 2] overweegt het hof in aanvulling op het vonnis van de rechtbank het volgende. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard over personen die bij hem en [verdachte] taakstraffen afkochten. Zij werden door taakgestraften benaderd met de vraag of zij iets konden regelen. Het geld dat zij van de taakgestraften ontvingen werd verdeeld tussen hem en [verdachte] . Deze werkwijze is volgens [medeverdachte] een automatisme geworden. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij voor [betrokkene 2] ook uren hebben afgetekend terwijl hij niet had gewerkt, maar dat [betrokkene 2] hen niet heeft betaald. Gelet op de werkwijze zoals door [medeverdachte] beschreven bij de politie over het afkopen van taakstraffen in het algemeen, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat in het geval van [betrokkene 2] wel de niet gewerkte uren zouden zijn afgetekend, maar niet is betaald.”