Conclusie
eerste middelbehelst de klacht dat het oordeel van het hof dat de betrokkene één eerdere (geslaagde) oogst heeft gehad en dat hij daaruit voordeel heeft verkregen in het licht van het door de verdediging gevoerde verweer onbegrijpelijk is, althans onvoldoende is gemotiveerd.
tweede middelbehelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat van schending van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM geen sprake is.