Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverwegingen:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat verdachte geen weet had van de voorbereiding van een mogelijke hennepkwekerij en zich van geen kwaad bewust was. De schuur werd gehuurd door [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , met wie verdachte in contact was gekomen door bemiddeling van zakenrelatie [betrokkene 5] . Verdachte heeft niet getwijfeld aan de betrouwbaarheid van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Pas toen de politie na de brand ter plaatse kwam en aangaf dat er mogelijk een hennepkwekerij in de schuur zat, ontstond bij verdachte het vermoeden van een mogelijke hennepkwekerij. De raadsman stelt voorts dat het mogelijk is dat de aangetroffen koolstoffilters van verdachte waren, nu verdachte een tijd geleden een garagebox van een vriend op diens verzoek heeft leeggehaald. De aangetroffen ventilatoren zijn eveneens van verdachte. In de schuur lagen meerdere ventilatoren die verdachte gebruikte voor de uitoefening van zijn bedrijf, namelijk voor het opblazen en draaiende houden van springkussens. Volgens verdachte zijn de ventilatoren voor het opblazen en draaiende houden van een springkussen kennelijk dezelfde als die voor een hennepkwekerij. Verdachte stelt dat hij niets heeft geweten van het aanleggen van een elektriciteitsaansluiting. De elektriciteitskabel onder het grind heeft verdachte nooit gezien. Verdachte stelt tot slot dat hij het vooraf allemaal niet wist, maar achteraf wellicht had moeten weten.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
Het hof stelt vast dat er een hennepkwekerij in aanbouw was in de schuur. Verdachte heeft de opbouw van een hennepkwekerij in de schuur op zichzelf niet betwist. Het hof is van oordeel dat het verhaal van verdachte dat hij de schuur verhuurde aan [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , waarbij hij geen weet had van een mogelijke hennepkwekerij, niet aannemelijk is geworden. De lezing van verdachte voor wat betreft het aanwezig hebben van de koolstoffilters en ventilatoren acht het hof eveneens niet aannemelijk. Verdachte stelt dat de hennepkwekerij door anderen werd opgebouwd, maar hij heeft dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt of door middel van controleerbare gegevens onderbouwd. Daarbij komt dat er sprake is van tegenstrijdigheden in de door verdachte afgelegde verklaringen.
Ter zake van het beschadigen van een elektriciteitswerk is het hof van oordeel dat verdachte dit met een of meer anderen heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat de kast die voor de meterkast staat met twee personen verplaatst diende te worden. Het hof neemt tevens in aanmerking dat verdachte heeft verklaard zelf niet deskundig te zijn. Uit de aangifte van Liander volgt dat er een gevaarlijke situatie is ontstaan doordat een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening is beschadigd. Door de brand zijn naast de schuur ook de huisaansluitkast en de huisaansluitkabel in de woning onherstelbaar beschadigd. Het hof is van oordeel dat door het beschadigen van het elektriciteitswerk er gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.”