ECLI:NL:PHR:2018:1489
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte op 4 mei 2017 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, deelname aan een criminele organisatie, witwassen en het voorhanden hebben van een vervalst geschrift. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 334 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen rijbewijs onttrokken aan het verkeer. De zaak is samenhangend met andere strafzaken tegen medeverdachten en een ontnemingszaak. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, maar er is geen schriftuur ingediend. De aanzegging in cassatie is op 22 februari 2018 aan de griffier van de rechtbank Den Haag uitgereikt, omdat de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland had. De aanzegging is rechtsgeldig betekend aan de verdachte en zijn raadsman. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, is hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep.