ECLI:NL:PHR:2018:319

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
16/02738
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens gebrek aan strafmotivering en beslissing op vordering benadeelde partij

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van dertig uren voor diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof in zijn aantekening van het mondeling arrest niet de bijzondere redenen heeft vermeld die de straf hebben bepaald, zoals vereist door de wet. Dit gebrek in de motivering leidt tot de conclusie dat het arrest niet voldoet aan de eisen van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.

Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij (b.p.) die niet door het hof is behandeld. De Hoge Raad stelt vast dat het hof gehouden was om een met redenen omklede beslissing te nemen over deze vordering, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof voor wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en verwijst de zaak terug naar het hof voor herbehandeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding geven, maar dat de zaak opnieuw moet worden berecht en afgedaan, met inachtneming van de vereisten voor strafmotivering en de behandeling van de vordering van de benadeelde partij.

Conclusie

Nr. 16/02738
Zitting: 9 januari 2018
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 25 mei 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf voor de duur van dertig uren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelbehelst de klacht dat het hof in zijn aantekening mondeling arrest niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die de straf hebben bepaald.
3.1. Het middel klaagt hierover terecht. Blijkens de stukken van het geding heeft de enkelvoudige strafkamer van het hof het arrest doen aantekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting. Een dergelijke aantekening van het mondeling arrest van de enkelvoudige kamer van het hof dient ingevolge art. 425, derde lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (hierna: de Regeling). [1] Art. 3 van deze Regeling houdt onder j in dat de aantekening de navolgende gegevens dient te bevatten:
‘’opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv."
Aangezien het hof in het geheel geen motivering ten aanzien van de opgelegde straf heeft gegeven, [2] voldoet het arrest van het hof niet aan de eisen van art. 359 Sv, ook niet in de door hiervoor genoemde Regeling toegestane, aangepaste vorm.
3.2. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Stcrt. 1996, 197; zie ook HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922, rov. 4.3.
2.Het arrest bevat bijvoorbeeld ook geen verwijzing naar “al het vorenstaande”, zoals in HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2922 het geval was; zie ook de conclusie van AG Harteveld bij HR 17 mei 2016, ECLI:NL:PHR:2016:360.