Conclusie
middelbehelst de klacht dat het hof in zijn aantekening mondeling arrest niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die de straf hebben bepaald.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vernietiging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van dertig uren voor diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof in zijn aantekening van het mondeling arrest niet de bijzondere redenen heeft vermeld die de straf hebben bepaald, zoals vereist door de wet. Dit gebrek in de motivering leidt tot de conclusie dat het arrest niet voldoet aan de eisen van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij (b.p.) die niet door het hof is behandeld. De Hoge Raad stelt vast dat het hof gehouden was om een met redenen omklede beslissing te nemen over deze vordering, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kan de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof voor wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en verwijst de zaak terug naar het hof voor herbehandeling.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding geven, maar dat de zaak opnieuw moet worden berecht en afgedaan, met inachtneming van de vereisten voor strafmotivering en de behandeling van de vordering van de benadeelde partij.