ECLI:NL:PHR:2018:35

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
17/01318
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beslaglegging op voertuigen en terugwijzing naar rechtbank Limburg

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de officier van justitie, mr. E.G.J. Heldens, tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, die op 27 januari 2017 het klaagschrift van de klager deels gegrond verklaarde. De klager had verzocht om teruggave van twee voertuigen die onder hem in beslag waren genomen. De rechtbank oordeelde dat het beslag op de Volkswagen Caddy moest worden opgeheven, omdat de gezamenlijke waarde van het conservatoir beslag het door de rechter-commissaris vastgestelde maximum overschreed. De officier van justitie was het niet eens met deze beslissing en stelde cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank onjuist heeft geoordeeld over de hoogte van het beslag. Volgens artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering is beslaglegging niet beperkt tot het door de rechter-commissaris genoemde maximale bedrag. De conclusie van de Advocaat-Generaal, mr. A.E. Harteveld, strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking, maar uitsluitend wat betreft de beslissing omtrent de Volkswagen Caddy. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, zodat deze opnieuw kan worden behandeld op basis van het bestaande klaagschrift.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de voertuigen zijn op 22 november 2016 in beslag genomen op verdenking van betrokkenheid bij de handel of productie van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en bevestigt dat de beslaglegging niet beperkt is tot het door de rechter-commissaris vastgestelde bedrag.

Conclusie

Nr. 17/01318 B
Zitting: 23 januari 2018
Mr. A.E. Harteveld
Conclusie inzake:
[klager]
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 27 januari 2017 het klaagschrift van de klager, strekkende tot opheffing van het beslag op en teruggave aan hem van twee voertuigen die onder hem in beslag zijn genomen, deels gegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld door officier van justitie mr. E.G.J. Heldens. Mr. M.E. de Meijer, plaatsvervangend officier van justitie, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het
middel
3.1. Het middel klaagt over de gegrondverklaring van het klaagschrift.
3.2. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
“1. De inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van:
- een motorfiets, merk Harley Davidson, kenteken [AA-00-AA] ,
- een bestelauto, merk Volkswagen, type Caddy, kenteken [BB-00-BB] ,
(…)
3. Het standpunt van de klager
Namens klager is aangevoerd dat hij de eigenaar is van de inbeslaggenomen voertuigen. De klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu er conservatoir beslag is gelegd op het inbeslaggenomene, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, gelet op de inhoud van het strafdossier, aan klager een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
(…)
5.3 De inhoudelijke beoordeling
5.3.1 De vaststelling van de feiten
Uit voornoemd proces-verbaal van de Politie Limburg, Team Opsporing, proces- verbaalnummer LBRAD 15002, volgt dat de betreffende voertuigen op 22 november 2016 in beslag zijn genomen onder de klager op het adres [a-straat 1] te Venlo op grond van de verdenking van betrokkenheid bij de handel dan wel de productie van verdovende middelen. Op 27 december 2016 is door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken machtiging verleend tot het handhaven van het beslag als conservatoir beslag op de betreffende voertuigen alsmede op een personenauto, merk Mercedes Benz, kenteken [CC-00-CC] , en een geldbedrag € 1.550,00, een en ander tot een maximum van € 81.000,00.
Uit onderzoek door de politie is onder meer gebleken dat de beslagene op 6 oktober 2016 op heterdaad is aangehouden in een in werking zijnde hennepkwekerij te Cuijk en dat hij op 19 oktober 2016 met de betreffende personenauto, merk Mercedes Benz is gereden naar het perceel [b-straat 1] te Koningslust , op welk adres op 20 oktober 2016 een in werking zijnde hennepkwekerij met 632 oogstrijpe hennepplanten is ontmanteld.
5.3.2 De toetsing
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank te onderzoeken
a) of er ten tijde van de beslissing een verdenking bestaat of veroordeling is uitgesproken wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en
b) of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier is de rechtbank van oordeel dat er een verdenking van een misdrijf bestaat waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Bovendien is het, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier, niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken is, zoals hiervoor al aangegeven, machtiging verleend tot het handhaven van het reeds gelegde beslag als conservatoir beslag op de betreffende voertuigen, waarvan thans de teruggave wordt verzocht, een personenauto, merk Mercedes Benz, kenteken [CC-00-CC] , en een geldbedrag € 1.550,00, en wel tot een maximum van € 81.000,00. De gezamenlijke geschatte waarde van het conservatoir gelegde beslag bedraagt echter € 91.550,00.
De rechtbank zal, nu de verleende machtiging met € 10.550,00 is overschreden en gelet op de geschatte waarde van de bestelauto merk Volkswagen, type Caddy, kenteken [BB-00-BB] , zijnde € 10.000,00, daarom bepalen dat deze bestelauto aan klager moet worden teruggegeven onder gegrondverklaring van het klaagschrift ten aanzien van dit voertuig.
De rechtbank zal het beklag voor het overige ongegrond verklaren.”
3.3. Aan het oordeel van de rechtbank dat het beslag op de bestelauto merk Volkswagen type Caddy (kenteken [BB-00-BB] ), ter waarde van € 10.000,00, moet worden opgeheven en deze auto aan de klager moet worden teruggegeven, ligt ten grondslag dat de gezamenlijke waarde van het conservatoir gelegde beslag (nl. € 91.550,00) anders het maximumbedrag van € 81.000,00 waarvoor de rechter-commissaris machtiging heeft verleend tot het handhaven van het reeds gelegde beslag als conservatoir beslag overschrijdt.
3.4. Aldus heeft de rechtbank kennelijk geoordeeld dat beslaglegging ex art. 94a Sv niet tot een hoger bedrag is toegestaan dan tot het door de rechter-commissaris in zijn machtiging genoemde maximale bedrag. Dat oordeel is onjuist. [1]
3.5. Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking maar uitsluitend wat betreft de beslissing omtrent de Volkswagen Caddy en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 31 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4691, NJ 2006/589 en de conclusie van mijn ambtgenoot G. Knigge (ECLI:NL:PHR:2017:1197) bij HR 5 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3065.