"de uitvoer, de wederuitvoer, de invoer en het inbrengen van uit de zee voortkomende dieren en planten".
"Wederuitvoer" is daar omschreven als: "de uitvoer van elk tevoren ingevoerd specimen".
CITES werkt met bijlagen waarop planten en dieren vermeld staan al naargelang het beschermingsniveau dat nodig wordt geoordeeld. Artikel II heeft, voor zover relevant, de volgende inhoud:
"Grondbeginselen
1. Bijlage I omvat alle met uitsterven bedreigde soorten die door de handel worden of zouden kunnen worden getroffen. De handel in specimens van deze soorten moet aan bijzonder strenge voorschriften worden onderworpen ten einde hun voortbestaan niet verder in gevaar te brengen en zij moet slechts in buitengewone gevallen worden toegestaan.
(...)
4. De Partijen staan de handel in specimens van de in Bijlagen I, I en III opgenomen soorten slechts toe indien deze in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst."
3.2. De CITES wordt al sinds 1 januari 1984 in de Gemeenschap ten uitvoer gebracht en wel aanvankelijk via Verordening (EEG) nr. 3626/82. Verordening 3626/82 sloeg twee vliegen in één klap. Enerzijds dwong zij tot het inrichten van een CITES-beschermingssysteem van bedreigde dier- en plantensoorten, anderzijds uniformeerde zij de toepassingsvoorschriften die de Lidstaten ter uitvoering van verplichtingen voortvloeiende uit de CITES tot stand zouden moeten brengen, en voorkwam aldus een belemmering van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap. Via Verordening 3626/82 maakte de CITES direct deel uit van de gemeenschapswetgeving. Een betere bescherming van bedreigde dieren en planten vereiste evenwel een nieuwe Verordening. De kern van die bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten binnen de EU wordt sinds 1997 bepaald door Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dieren- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, de Basisverordening.Volgens de considerans voor de Basisverordening, noopt de opheffing van de controles aan de binnengrenzen van de Europese Gemeenschap tot het installeren van strengere controlemaatregelen voor de handel aan de buitengrenzen. Binnen de Gemeenschap moeten gemeenschappelijke voorwaarden worden gecreëerd voor de afgifte, het gebruik en overlegging van documenten betreffende de invoer, de uitvoer of de wederuitvoer in en uit de Gemeenschap. Specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld voor de doorvoer door de Gemeenschap en voor de controle in de Gemeenschap op de handel en het vervoer van de soorten en de manier waarop de levende specimens worden vervoerd naar, uit of binnen de Gemeenschap.
Artikel 1 van de Basisverordening formuleert als doel van de Verordening om in het wild levende dieren en planten te beschermen en in stand te houden door controle op het handelsverkeer. Artikel 2 bevat definities waarvan ik er hier enige weergeef:
"p) „verkoop”: alle vormen van verkoop. Voor de toepassing van deze verordening worden huur, ruil of uitwisseling gelijkgesteld met verkoop; uitdrukkingen van dezelfde strekking worden in dezelfde zin geïnterpreteerd;
(...)
u) „handel”: het binnenbrengen in de Gemeenschap met inbegrip van de aanvoer vanuit zee, de uitvoer en wederuitvoer vanuit de Gemeenschap en het gebruik, het vervoer en de overdracht van eigendom, in de Gemeenschap of in een Lid-Staat, van specimens waarop de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn;
v) „doorvoer”: het vervoeren van specimens tussen twee punten buiten de Gemeenschap via het grondgebied van de Gemeenschap, naar een met name genoemde consignataris en zonder andere onderbrekingen van de reis dan die welke bij deze vorm van vervoer onvermijdelijk zijn”.
Artikel 8 van de Basisverordening telt zes leden. Het eerste lid luidt aldus:
“1. De aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop van specimens van de in bijlage A genoemde soorten, is verboden.”
Het tweede lid geeft aan de lidstaten de mogelijkheid het in bezit hebben van levende specimens met name die in bijlage A zijn genoemd, te verbieden. Het derde lid biedt de mogelijkheid om per geval ontheffing te verlenen van de verboden van het eerste lid en somt de voorwaarden op waaraan dan moet zijn voldaan. Het vierde lid geeft de Commissie de bevoegdheid om algemene afwijkingen en algemene ontheffingen van de verboden in te stellen. Het vijfde lid breidt de verbodsbepalingen van lid 1 uit tot specimens van soorten in bijlage B, maar formuleert meteen een uitzondering op deze uitbreiding, en het zesde lid opent de mogelijkheid dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten specimens die verbeurd zijn verklaard verkopen.
De bijlagen van de Basisverordening zoeken aansluiting bij de CITES-bijlagen (artikel 3).
De uitvoering van de Basisverordening is in handen gelegd van de Commissie. Die heeft daartoe een Verordening geproduceerd, de Uitvoeringsverordening.Deze Uitvoeringsverordening kent een ingewikkelde en gedetailleerde regelgeving over procedures en voorwaarden, en geeft formulieren voor aanvragen van vergunningen en certificaten, en technische voorschriften.
3.3. In de periode in de tenlastelegging genoemd was de Flora- en faunawet (Ffw) de nationale regeling die uitvoering gaf aan de internationale verplichtingen.Artikel 5 Ffw voorzag in de mogelijkheid om bij AMvB als beschermde uitheemse plantensoort of diersoort aan te wijzen plantensoorten of diersoorten die niet van nature in Nederland voorkomen en die
"in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd, dan wel die zodanige gelijkenis vertonen met bedoelde soorten dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. (..)"
De aanwijzing tot beschermde uitheemse plantensoort of diersoort geschiedde bij ministeriële regeling als die aanwijzing noodzakelijk was ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organisaties van de EU of andere volkenrechtelijke organisaties (lid 2 van artikel 5 Ffw). Die aanwijzing heeft plaatsgevonden in de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.Artikel 4 van die Regeling wees de soorten, genoemd in bijlage A bij de Basisverordening aan als beschermde uitheemse dier- en plantensoorten als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 Ffw.
Hoofdstuk III Ffw bevatte de algemene verbodsbepalingen. Paragraaf 3 van dat hoofdstuk hield de bepalingen in betreffende het bezit, het vervoer en de handel. Artikel 13 Ffw maakte deel uit van die paragraaf en bevatte de algemene verbodsbepaling, waarin allerlei handelingen met beschermde plantensoorten of diersoorten waren verboden. Overtreding van artikel 13, eerste lid, Ffw was volgens artikel 1a aanhef en onder 1 WED een economisch delict. Overtreding van andere voorschriften, gesteld bij of krachtens de Ffw was ook een economisch delict volgens artikel 1a aanhef en onder 3 WED. Als de overtreding van artikel 13, eerste lid Ffw opzettelijk was begaan leverde dat een economische misdrijf op, en anders een economische overtreding.
4.1. Het
eerste middelklaagt, als ik het goed begrijp, in de eerste plaats over de verwerping van het verweer dat hetgeen verdachte in Nederland heeft verricht niet strafbaar is en dat hetgeen hem aan naar Nederlands recht strafbare handelingen wordt aangewreven zich in het buitenland heeft afgespeeld, waar dergelijke handelingen wel zijn toegestaan. Strafrechtmacht over deze gedragingen ontbreekt in Nederland. Het middel beperkt zich in dit eerste onderdeel tot het eerste deel van de tenlastelegging en dan nog tot de dieren die zijn vermeld achter de eerste vier gedachtestreepjes.
4.2. Als feit 1 is tenlastegelegd dat:
“hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot 12 november 2012, te Woerden, althans in Nederland, althans in Nederland en/of in Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal en/of Turkije en/of elders in Europa en/of de Filipijnen en/of Indonesië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Turkije en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of Oeganda en/of Tanzania en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen al dan niet opzettelijk, telkens dieren, behorende tot een beschermde inheemse en/of een beschermde uitheemse diersoort, te weten
- drie, althans één of meer amoerpanter(s) (Panthera pardus orïentalis) en/of
- vijf, althans één of meer ringstaartmaki(’s) (Lemur Catta) en/of
- twee, althans één of meer woestijnlynx(en) (Caracal caracal) en/of
- drie, althans één of meer tigon(s) dan wel tijger(s) (Panthera tigris X leo) en/of
- vier, althans één of meer aalscholver(s) (Phalacroxorax carbo)
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad,
en/of
(in de loods op [a-straat 1] ):
- drie, althans één of meer rode eekhoorn(s) (Sciurus vulgaris) en/of
- één dubbele geelkopamazone (Amazone oratrix) en/of
- één tucuman amazone (Amazone tucumana) en/of
- één groene specht (Picus viridis)
en/of
(op de zolder van [a-straat 2] ):
- twee, althans één of meer Filipijnse dwergvalken (Microhierax erythrogenys)
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad,
en/of
(traject Wildvang Bulgarije)
- 265, althans één of meer Piocephalus senegalus en/of
- vijfenvijftig African grey parrots/grijze roodstaartpapegaaien (Psittacus erithacus)
- tien, althans één of meer tauraco perse en/of
- vijf, althans één of meer tauraco hartlaubi en/of
- vijf, althans één of meer tauraco livingstond en/of
- vijf, althans één of meer hill myna’s (Gracula religiosa)
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad,
en/of
(traject Vijfvogelregeling)
- tien, althans één of meer papoea beo’s (Mino dumonti)
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad,
en/of
(traject Dierentuinroute)
- tien, althans één of meer panay of luzon neushoornvogels (Penelopides panini/manillae) en/of
- twee, althans één of meer rosse neushoornvogels (Buceros hydrocorax) en/of
- acht, althans één of meer brahmaanse wouwen (Haliaster indus) en/of
- twee, althans één of meer bonte kiekendieven (Circus melanoleucos) en/of
- vier, althans één of meer kuifhaviken (Accipiter trivirgatus)
te koop heeft gevraagd en/of heeft gekocht en/of heeft verworven en/of ten verkoop voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of ten vervoer heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild of in ruil aangeboden en/of heeft uitgewisseld of tentoon gesteld voor handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad”.
Ervan moet worden uitgegaan dat in de tenlastelegging voorkomende uitdrukkingen die ontleend zijn aan de CITES, EU-regelgeving of aan Nederlandse wetgeving, geacht moeten worden te zijn gebezigd overeenkomstig de betekenis die de CITES, de Europese of Nederlandse wetgever daaraan heeft verleend. Zo zal, waar sprake is van 'verkoop' in de geest van artikel 2 onder p) van de Basisverordening iedere vorm van verkoop worden begrepen en daarnaast nog ruil of uitwisseling of huur.
'Handel' omvat het binnenbrengen in de Gemeenschap, de uitvoer, het gebruik, het vervoeren en de overdracht (artikel 2 aanhef en onder u) van de Basisverordening).
'Doorvoer' is het vervoeren van specimens tussen twee punten buiten de Gemeenschap via het grondgebied van de Gemeenschap (artikel 2 aanhef en onder v) van de Basisverordening).
'Overwegend commerciële doeleinden' omvat alle doeleinden waarvan de niet-commerciële aspecten niet duidelijk de overhand hebben (artikel 2 onder m) van de Basisverordening).
Artikel 1 Ffw omschrijft het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen als 'iedere handeling die is gericht op het bewerkstelligen van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen'. Daar is ook te lezen dat 'ten verkoop aanbieden' moet worden begrepen als: 'elke handeling die redelijkerwijs als het ten verkoop aanbieden kan worden uitgelegd waaronder het maken of doen maken van handelspubliciteit en het uitnodigen tot zaken doen'.
4.3. Deze tenlastelegging is gebaseerd op artikel 13 Ffw, dat de volgende inhoud had:
"1. Het is verboden:
a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, of
b. [Dit onderdeel is nog niet in werking getreden.]
te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
2. [Dit lid is nog niet in werking getreden.]
3. [Dit lid is nog niet in werking getreden.]
4. Met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, gelden de in het eerste lid bedoelde verboden noch ten aanzien van planten of producten van planten, noch ten aanzien van dieren of eieren, nesten of producten van dieren behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde uitheemse diersoort, die is aangewezen om redenen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, indien kan worden aangetoond dat zij:
a. overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde in Nederland zijn gebracht of
b. overeenkomstig de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten zijn verworven voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel."
Dus bijna iedere handeling ten aanzien van uitheemse beschermde dieren met A-status is in beginsel verboden. Maar artikel 75 lid 1 Ffw voorziet in de mogelijkheid vrijstellingen te verlenen van de verboden van de artikelen 8 tot en met 18 en wel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Het tweede lid bepaalt dat als een vrijstelling strekt tot uitvoering van internationale verplichtingen binnen de besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, zij bij ministeriële regeling kan worden verleend. De Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawetis op het tweede lid van artikel 75 Ffw gebaseerd.
4.4. Het hof heeft over de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging op p. 6 e.v. van het verkort arrest het volgende overwogen:
“De verdediging heeft naar het hof begrijpt met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat een aantal gedragingen in het land waar zij zijn verricht niet strafbaar zijn, waaronder het bezit van amoerpanters, ringstaartmaki’s, caracals en tigons/tijgers.
Het hof overweegt dat Nederland ook strafrechtsmacht toekomt ten aanzien van tenlastegelegde gedragingen die deels in een andere staat hebben plaatsgevonden. Immers, indien naast in ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van artikel 2 Wetboek van Strafrecht vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (vgl. HR 27 oktober 1998, LJN ZD1413, NJ 1999, 221). Bovendien bepaalt artikel 3 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) dat deelneming aan een binnen het Rijk in Europa gepleegd economisch delict ook strafbaar is indien de deelnemer zich buiten het Rijk aan het feit heeft schuldig gemaakt.
Het hof overweegt voorts dat de onder 1 tenlastegelegde gedragingen naast buiten ook in Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar het feit is gepleegd, nu verdachte de gedragingen zoals tenlastegelegd – waaronder koop, verkoop, en onder zich hebben – mede in Nederland heeft verricht.
Het door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen.”
4.5. De tenlastelegging biedt de grondslag voor de beoordeling van de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet. De Hoge Raad heeft dienaangaande het volgende beslist:
"5.1. Ingevolge art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien naast in ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van de hiervoor genoemde wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (vgl. HR 30 september 1997, NJ 1998, 117).
5.2. Op grondslag van de tenlastelegging, die zoals onder 4.1 weergegeven primair inhoudt dat de gedragingen behoudens te Rotterdam, althans in Nederland, tevens in Essen, althans in België, zijn begaan, heeft het Hof terecht geoordeeld dat de Nederlandse strafwet daarop van toepassing is, ongeacht de strafbaarheid naar Belgisch recht."
4.6. De tenlastelegging laat er geen twijfel over bestaan dat de beschuldiging omvat handelen in Nederland en Tsjechië en Duitsland enzovoorts, zodat de Nederlandse strafwet van toepassing is, ongeacht of in andere landen waar volgens de tenlastelegging het handelen zich ook zou hebben afgespeeld dat handelen strafbaar is gesteld. Ten overvloede merk ik op dat de Basisverordening de lidstaten van de EU verplicht tot het instellen van een bescherming van uitheemse diersoorten die op zijn minst gelijk is aan de bescherming die CITES biedt. Dus mag er van worden uitgegaan dat het handelen dat in Nederland verboden is met het oog op bescherming van bedreigde uitheemse diersoorten ook bijvoorbeeld in Duitsland verboden zal zijn. Het ligt dan op de weg van de verdediging om aannemelijk te doen worden dat dit niet het geval was.
Bovendien is het medeplegen tenlastegelegd en komt dus, zoals het hof heeft overwogen, artikel 3 WED in beeld. Als verdachte buiten het Rijk in Europa nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen die het economische delict binnen het Rijk in Europa hebben gepleegd is zo een deelneming strafbaar.
4.7. Maar in de toelichting op het eerste middel wordt ook geklaagd over het bewijs van het eerste deel van feit 1. Gesteld is dat verdachte binnen Nederland alleen transport en vervoer heeft geregeld van de in het eerste deel van de bewezenverklaring genoemde dieren. Het onder zich hebben van de dieren binnen Nederland zou vallen onder vrijstellingsbepalingen. Daartoe verwijst de steller van het middel naar de artikelen 7 en 8 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
4.8. Het hof heeft, voor zover voor de beoordeling van het eerste middel relevant, op p. 16 van het arrest bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot 12 november 2012 in Nederland en/of Duitsland en/of elders in Europa en/of de Verenigde Arabische Emiraten tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk, telkens dieren, behorende tot de beschermde inheemse en/of een beschermde uitheemse diersoort, te weten
– drie amoerpanters (Panthera pardus orientalis) en
– vijfde ringstaartmaki's (Lemur catta) en
– twee woestijnlynxen (Caracal caracal) en
– drie tigons dan wel tijgers (Panthera tigris x leo)
– vier aalscholvers (Phalacroxorax carbo)
heeft gekocht en heeft verworven en/of heeft verkochten ten verkoop heeft aangeboden en heeft vervoerd en heeft afgeleverd en heeft gebruikt voor commercieel gewin en binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en onder zich heeft gehad".
4.9. De tenlastelegging vindt haar oorsprong in artikel 13 lid 1 Ffw, zo ook de bewezenverklaring. Gelet op de zeer uitgebreide omvang aan bescherming die deze bepaling wil bieden aan bedreigde diersoorten ligt het voor de hand, zoals ook uit de definitiebepalingen blijkt van de CITES en de Basisverordening, om artikel 13 lid 1 Ffw niet aan te strikte voorwaarden te binden. Voor het bewijs van de tenlastelegging is slechts nodig dat worden bewezen dat verdachte heeft gekocht, verworven, verkocht, ten verkoop heeft aangeboden, vervoerd, afgeleverd, gebruikt voor commercieel gewin en buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en onder zich heeft gehad. Het hof hoefde niet te bewijzen dat er sprake was van het ontbreken van een vrijstelling of ontheffing. Reeds daarom faalt de bewijsklacht van het eerste middel. Ten overvloede merk ik op dat de steller van het middel uitgaat van een verkeerde uitleg van wat onder 'doorvoer' in deze context moet worden verstaan. Daaronder mag slechts worden begrepen het vervoer via het grondgebied van de Gemeenschap van een plaats buiten de Gemeenschap naar een andere plaats buiten de Gemeenschap. Van zo een vervoer was hier geen sprake.
Het eerste middel faalt.
5.1. Het
tweede middelklaagt eveneens over de bewezenverklaring van feit 1 ten aanzien van de katachtigen en primaten en werpt op dat het hof ten onrechte ervan is uitgegaan dat verdachte niet als tussenpersoon heeft gehandeld. Verdachte heeft steeds volgehouden dat hij als tussenpersoon is opgetreden, als bemiddelaar of handelsagent. Een handelsagent kan tot op zekere hoogte zelfstandig optreden. Zo handelt en bemiddelt hij in opdracht van zijn opdrachtgever. De vervoersdocumenten stonden allemaal op naam van de nieuwe eigenaar in Dubai en verdachte heeft alleen maar het transport geregeld. Aan de handelsagent is het ook toegestaan om commerciële activiteiten te ontplooien. Het hof heeft dus een te ruime uitleg gegeven aan artikel 13 Ffw. Verdachte heeft zich enkel beperkt tot het bemiddelen tussen twee dierentuinen.
5.2. In het verkort arrest heeft het hof op p. 9 e.v. bewijsoverwegingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde opgenomen die aldus luiden: