ECLI:NL:PHR:2018:630
Parket bij de Hoge Raad
- W.H. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Herziening van veroordeling wegens medeplegen van kraken en de rol van bewijsvoering
In deze zaak gaat het om een aanvraag tot herziening van een veroordeling wegens medeplegen van kraken, die op 22 juli 2015 door de Rechtbank Den Haag is uitgesproken. De aanvraagster is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening is ingediend door mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, op basis van de stelling dat de politierechter, indien hij bekend was geweest met een verklaring van verbalisant A, de aanvraagster zou hebben vrijgesproken. Deze verklaring, afgelegd op 27 juni 2016, zou de basis vormen voor het vermoeden dat de eerdere veroordeling niet op de juiste feiten is gebaseerd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 27 december 2014 heeft een groep van 30 à 40 personen zich verzameld voor een pand aan de [a-straat 1] te Den Haag, waar zij wederrechtelijk zijn binnengedrongen. De politie heeft hen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 138a Sr. De politierechter heeft vastgesteld dat de aanvraagster zich ten tijde van het forceren van het slot dichtbij de persoon bevond die dit deed, en dat zij op de hoogte was van de wederrechtelijke aard van het binnentreden.
De Hoge Raad heeft de aanvraag gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar het Hof Den Haag voor herbehandeling. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de eerdere veroordeling mogelijk niet op voldoende bewijs is gebaseerd, gezien de vrijspraken van medeverdachten in vergelijkbare zaken. De zaak zal opnieuw worden behandeld op basis van de nieuwe informatie die is gepresenteerd in de aanvraag tot herziening.