Conclusie
7 november 2017kwam ter griffie van dit gerechtshof
advocaat mr F. Slewe te Amsterdam
naam [verdachte]
[voornamen]
[geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
Thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
eerste middelwordt geconcludeerd: “Blijkens een brief d.d. 8 november 2017 van de Hoge Raad maken de betekeningsstukken van de oproeping van rekwirant voor de zitting van 11 november 2016 geen deel uit van het dossier dat op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad is toegestuurd. Derhalve valt niet te controleren dat de oproeping op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Aldus kan het bestreden arrest niet in stand blijven.” Namens mij is op 4 april 2018 bij het hof Amsterdam nogmaals, maar opnieuw tevergeefs verzocht om alle betekeningsstukken ten aanzien van de oproeping van verdachte voor de zitting van 11 november 2016. De geciteerde conclusie in de toelichting op het eerste middel is juist, zodat het middel slaagt.
tweede middelbevat onder meer als toelichting: “Blijkens een brief d.d. 8 november 2017 van de Hoge Raad maakt de aanvulling bewijsmiddelen geen deel uit van het dossier dat op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad is toegestuurd. Volgens een schriftelijke mededeling van de griffier bij het Hof Amsterdam d.d. 29 juni 2017 is een dergelijke aanvulling immers niet opgemaakt. Volgens lid 3 en lid 8 van art. 359 Sv moet een arrest op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten, houdende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het arrest voldoet wat betreft feit 1 en 2 niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.” Dit is juist zodat ook het tweede middel slaagt.