“60. Vervolgens gebruikt de Rechtbank als bewijsmiddel een vingerafdruk die zou zijn aangetroffen op een kartonnen drinkbeker. Echter uit het dossier blijkt dat de politie allang beschikte over een duimafdruk op een blad papier, dat door ene [naam 1] aan [betrokkene 1] zou zijn overhandigd.
De verdediging stelt vast dat derhalve voordat op 5 maart 2008 naar aanleiding van een televisie uitzending van het programma XY-Ungelöst in 2006, een anonieme brief binnenkwam waarin werd gemeld dat [naam 1] cliënt zou zijn, de Duitse politie allang beschikte over een rechterduimafdruk die van cliënt zou zijn.
61. De verdediging heeft op 18 november 2011 gesteld dat bij de rechtsgeldige herkenning van een vingerafdruk er in Nederland tenminste 12 overeenkomsten moeten zijn. Aangezien het dossier slechts stelt dat er voldoende overeenkomsten zijn, staat daarmee in het geheel niet vast dat er voldoende overeenkomsten zijn geweest om de vingerafdruk/duimafdruk als bewijsmiddel te kunnen gebruiken.
62. Opmerkelijk is dat de Officier van Justitie naar voren brengt op p. 2 van het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2011:
"Het onderzoek naar de vingerafdrukken is aan de Duitse autoriteiten overgedragen. Het Forensisch instituut is ermee aan de slag gegaan.
Het onderzoek heeft dus in Duitsland plaatsgevonden."
63. Hier blijkt expliciet dat er sprake is geweest van onderzoek naar de vingerafdrukken in Duitsland, terwijl het dossier de indruk geeft dat dit onderzoek in Zoetermeer zou hebben plaatsgevonden. Ook hier weer een aanwijzing van een buitengewoon slordig onderzoek waarbij het proces-verbaal niet de 'chain of custody' garandeert.
64. De afdrukken kunnen niet meewerken aan het bewijs, nu onvoldoende duidelijk is of deze voldoen aan de eisen die aan een onderzoek naar vingerafdrukken moeten worden gesteld.
Daarbij komt dat ook hier de 'chain of custody' onvoldoende, dan wel niet is gegarandeerd.
De processen-verbaal die betrekking hebben op het onderzoek naar deze vingerafdrukken zijn tegenstrijdig en derhalve onbetrouwbaar.
De Rechtbank volstaat met betrekking tot dit probleem met de mededeling in de 4e alinea van p. 3 van het vonnis:
"Vervolgens vond er een dactyloscopisch onderzoek plaats, waarbij de vingerafdruk van [naam 2] , aangetroffen op de drinkbeker die op 9 februari 2006 op Schiphol werd veiliggesteld, werd vergeleken met de vingerafdrukken van [verdachte] . De conclusie van
het onderzoekwas dat de vingerafdruk op de beker gelijk was aan de vingerafdruk van de middelvinger van de rechterhand van [verdachte] ."
65. Hetzelfde geldt al evenzeer voor de wijze waarop is omgegaan met de afdruk van de rechterduim van cliënt, die zou zijn aangetroffen op een door [betrokkene 1] overhandigd blad papier.
66. En wat te denken van het gestelde op p. 708 van het proces-verbaal van het Landeskriminalamt Baden-Württemberg (prod. 4):
"2.) Op grond van de lichte ondergrond leidde een fotografische veiligstelling niet tot succes."
en:
"3.) De sporendrager werd nu overeenkomstig een handleiding van het BKA op 17-02-2006 met een siliconenhoudende substantie (afvormmiddel tandarts) af gevormd. Daarop ziet men in het strijklicht decente vingerafdrukken van de verdachte. Een fotografische veiligstelling leidde echter niet tot succes."
en:
”5.) De eerste fotografische successen traden op. Desondanks zijn meerdere sporen niet optimaal veilig te stellen omdat een gekleurde ondergrond de kwaliteit van de sporen vermindert."
67. De verdediging heeft steeds begrepen dat het om één vingerspoor op een kartonnen drinkbeker ging, doch op 1648/17 wordt gesproken over kwaliteit van de sporen (meervoud).
68. Op p. 709 staat (prod. 5):
"Notitie : De sporen dienen aansluitend rechtstreeks aan vakafdeling 741 ter analysering te worden doorgestuurd. Er wordt verzocht ook bij minder dan 8 minutiae mogelijke matches in het systeem mee te delen."
69. Hieruit blijkt dat ook minder dan 8 mogelijke overeenkomsten bij de vingersporen vergelijking moeten worden gemeld. Werd elders nog gesproken over 12 overeenkomsten, bij onderzoek blijkt op 1648/18 dat het om maximaal 8 maar mogelijk minder treffers ging, zodat ook hieruit blijkt dat de wijze waarop met dactyloscopische sporen is omgegaan, op geen wijze voldoet aan de eisen die worden gesteld, naar Nederlandse maatstaven.
70. De verdediging wijst ter zijde op het feit dat op p. 1648/35 sprake is van een DNA- aanmeldingsformulier voor sporen, doch van de DNA sporenonderzoek is in het dossier niet gebleken.
Gezien het belang dat gehecht wordt aan een DNA-spoor, is naar het oordeel van de verdediging dit DNA onderzoek opzettelijk niet gedaan. Naar de reden waarom niet tot DNA onderzoek is besloten, kan de verdediging slechts gissen. De verdediging wijst naar het gestelde op p. 1648/34, 1648/35, 1648/36, 1648/37, maar vooral op 1648/38 waar weliswaar moleculair-genetisch onderzoek wordt bevolen, doch niet wordt uitgevoerd. Ook deze gang van zaken draagt bij aan het vermoeden van de verdediging dat het bewijsmateriaal is gemanipuleerd.
71. De verdediging wijst ook nog op de forensisch onderzoeksopdracht van 21 oktober 2008, dossiernummer 45240/08, waarin is aangekruist (prod. 6):
'evaluatie van dactyloscopische sporen'
en in de kolom rechts wordt vermeld,
'vergelijkingsafdrukken/x niet mogelijk'.
Hieruit blijkt dat evaluatie van dactyloscopische sporen niet mogelijk was. Dit is geheel in overeenstemming met hiervoor gestelde.
72. Zelfs al zouden de bewijsmiddelen, de kartonnen beker, de sigaretten peuk, het videomateriaal dat zou zijn verkregen bij de undercover actie op Schiphol en het verkregen dactyloscopisch spoor op een papier dat werd aangeleverd door de getuige [betrokkene 1] , voldoen aan minimale eisen van betrouwbaarheid, dan blijkt uit de werkelijke gang van zaken betreffende deze dactyloscopische sporen dat deze sporen niet kunnen meewerken aan het bewijs, nu immers niet is vastgesteld dat de sporen afkomstig zijn van cliënt.
73. Dactyloscopisch sporen kunnen niet meewerken aan het bewijs. Het spoor op de kartonnen drinkbeker die in beslag zou zijn genomen op 9 februari 2006 op Schiphol, zoals hierboven uitvoerig beschreven, werd onrechtmatig verkregen, dan wel op zodanig wijze dat deze verkrijging in strijd is met het recht, terwijl de duimafdruk op het blad papier overhandigd door [betrokkene 1] , het onderzoek naar dit dactyloscopisch spoor niet voldoet aan minimale eisen van betrouwbaarheid, naar Nederlandse maatstaven.
tussenconclusie:
74. Aan de dactyloscopische sporen kan geen bewijs worden ontleend. Het gaat over verplaatsbare voorwerpen, die zonder voldoende betrouwbaarheid op cliënt kunnen worden teruggebracht. Daarbij geldt dat ook hier de 'chain of custody' ontbreekt.”