ECLI:NL:PHR:2019:137

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
17/03191
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen verkregen uit illegale pokerspellen

In deze zaak gaat het om de verdachte die wordt beschuldigd van witwassen van geldbedragen die hij heeft gewonnen met illegale pokerspellen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof. De verdachte heeft in de periode van 20 november 2008 tot en met 17 februari 2014 contante bedragen verworven, waarvan een aanzienlijk deel is aangetroffen bij zijn aanhouding. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft gewonnen met pokeren, zowel in legale als illegale casino's. Het hof heeft geoordeeld dat de geldbedragen die de verdachte heeft gewonnen met illegale pokerspellen afkomstig zijn uit enig misdrijf, en dat de verdachte wist dat hij deelnam aan deze illegale activiteiten. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en oordeelt dat de bewezenverklaring voldoende met redenen is omkleed. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, omdat de middelen van de verdachte falen. De zaak benadrukt de juridische implicaties van het witwassen van geld en de rol van illegale kansspelen in dit proces.

Conclusie

Nr. 17/03191
Zitting: 19 februari 2019
Mr. F.W. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
Bij arrest van 26 juni 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, de verdachte wegens 1. “van het plegen van witwassen een gewoonte maken” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Verder heeft het hof beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen, zoals nader in het arrest omschreven.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. S.D. Groen en mr. N. van Schaik, advocaten te Utrecht, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 20 november 2008 tot en met 17 februari 2014 in Nederland,
telkens (een) voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag en/of
- een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 1] en/of
- een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] en/of
- een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 3]
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf en van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.”
4. Het hof heeft deze bewezenverklaring doen steunen op de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a lid 2 Sv, welke aanvulling – voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang – het volgende inhoudt:
“1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, d.d. 21 oktober 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2013 heeft de politie een geldbedrag van € 85.050,- bij mij aangetroffen. Ik heb dat geld met pokeren verdiend.
Ik verdiende gemiddeld € 1.500,- per maand met pokeren.
De hoogste prijs die ik bij een toernooi heb gewonnen is een bedrag van € 59.595,-.
Ik heb ook geld gewonnen met andere pokertoernooien en cashgames die in casino’s plaatsvonden.
Verder heb ik geldbedragen gewonnen met pokeren in illegale gokhuizen. In de ten laste gelegde periode bezocht ik voor 50% legale casino’s en voor 50% illegale casino’s.
De voorzitter houdt mij voor dat in het dossier de registraties van mijn casinobezoeken in de periode van 2008 tot en met 2014 worden vermeld.
Die registraties zouden wel kunnen kloppen. (…)
(…)
Ik begin met toernooien en ga dan later cashgamen. Dat deed ik in het casino en ook in illegale gokhuizen.
(…)
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gevoegd als bijlage bij voormeld proces-verbaal, p. 249, inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van de verbalisant [verbalisant] :
De Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen registreert alleen wanneer en waar een persoon zich heeft aangemeld bij binnenkomst bij een Holland Casino in Nederland.
In het geval van verdachte [verdachte] blijkt dat hij in het jaar:
2009: 38 keer
2010: 18 keer
2011: 10 keer
2012: 8 keer
2013: 7 keer
2014: 6 keer (tot 10 februari 2014)
in een Holland Casino in Nederland geregistreerd is geweest als bezoeker.
(…)”
5. Het verkorte arrest bevat verder, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, de volgende bewijsoverwegingen [1] :
“Op 14 december 2013 heeft een getuige gezien dat verdachte vanuit de kofferbak van een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 3] een grote hoeveelheid contant geld pakte en dit geld in de binnenzak van zijn jas deed. Na staandehouding van verdachte is in de kofferbak van zijn auto een geldbedrag van ruim € 60.000,- aangetroffen. In totaal is onder verdachte, met het geld dat hij in zijn binnenzak had zitten, een bedrag van € 85.050,- in beslag genomen. Na zijn staandehouding heeft verdachte verklaard dat hij het geld had gewonnen bij het pokeren. Ook heeft hij verdachte verklaard dat hij geen werk had en ook geen uitkering. Hierop is verdachte aangehouden op verdenking van witwassen.
Naar aanleiding van deze verdenking heeft de politie onderzoek gedaan naar de financiën van verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [betrokkene 1] . De politie heeft de contante inkomsten en contante uitgaven van beide verdachten tegenover elkaar gezet in een kasopstelling over de periode van 20 november 2008 tot en met 17 februari 2014. Uit deze kasopstelling volgt dat verdachte en zijn medeverdachte, die een gezamenlijke huishouding voeren, in de tenlastegelegde periode hebben kunnen beschikken over een bedrag van € 134.015,- voor contante uitgaven, terwijl hun contante uitgaven in die periode € 272.302,25 bedroegen. Volgens de kasopstelling van de politie bedraagt het kastekort: € 134.015 - € 272.302,45 = € 138.287,45.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is er sprake van een vermoeden van witwassen en mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van het contante geldbedrag dat bij hem is aangetroffen en voor het kastekort dat naar voren komt uit de kasopstelling van de politie.
Verdachte heeft verklaringen afgelegd over de herkomst van het bij hem aangetroffen contante geldbedrag en over zijn contante inkomsten. Die verklaringen worden deels ondersteund door de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Ter onderbouwing van de verklaringen van verdachte heeft de raadsman ook stukken aan het hof doen toekomen.
Ter terechtzitting van de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij pokerde in legale casino’s in Nederland en in het buitenland. In Nederland ging hij meestal naar Holland Casino. Hij pokerde ook bij mensen thuis. Volgens zijn eigen verklaring heeft verdachte echter ook geld gewonnen met pokeren in illegale gokhuizen. Bij de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode voor 50 procent legale casino’s en voor 50 procent illegale casino’s bezocht.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij meer geld heeft gewonnen met pokeren dan het bedrag van € 59.595 dat hij volgens de kasopstelling van de politie heeft gewonnen bij (legale) pokertoernooien. Verdachte schat dat hij gemiddeld ongeveer € 1.500,- per maand heeft gewonnen.
De verklaring van verdachte wordt deels ondersteund door de getuigenverklaring van een voormalige medewerker van Holland Casino, de getuige [betrokkene 2] , die ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat verdachte regelmatig geldbedragen heeft gewonnen bij kleine pokertoernooien en zogeheten cashgames in Holland Casino. In een door de raadsman toegezonden stuk wordt gesteld dat verdachte – naast het bedrag van € 59.595,- – een bedrag van in totaal € 47.500,- heeft gewonnen bij kleine pokertoernooien en cashgames in Holland Casino. Daarnaast wordt gesteld dat verdachte een bedrag van € 7.500,- heeft gewonnen bij pokertoernooien in België en Duitsland. De gestelde winst van verdachte bij pokerspelen in legale casino’s bedraagt volgens deze opgave in totaal: € 59.595,- + € 47.500,- + € 7.500,- = € 114.595,-.
Het hof heeft de hoogte van de winst van verdachte uit legale pokerspelen niet vast kunnen stellen op basis van de verklaringen en de stukken. De schatting van verdachte over zijn gemiddelde winst per maand komt erop neer dat hij in de tenlastegelegde periode – die 52 maanden bestrijkt – in totaal een bedrag van 52 x € 1.500,- = € 78.000,- zou hebben gewonnen. Dit bedrag ligt aanzienlijk lager dan de totale winst die verdachte volgens de toegezonden stukken van de raadsman zou hebben behaald met pokerspellen in legale casino’s. In het voordeel van verdachte zal het hof uitgaan van de gestelde winst uit pokerspellen in legale casino’s en deze winst naar boven afronden tot een bedrag van € 125.000,-.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft medeverdachte [betrokkene 1] in de zaak van verdachte een getuigenverklaring afgelegd over de financiering van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 4] , inhoudende dat zij een bedrag van
€ 5.000,- heeft geleend van een vriend en dat zij van haar ouders geërfde sieraden heeft ingeruild voor een bedrag van € 2.000,-. Het hof zal deze bijdragen optellen bij de contante inkomsten van verdachte en zijn medeverdachte.
Het hof ziet verder in wat door of namens verdachte naar voren is gebracht geen aanleiding af te wijken van de door de politie opgestelde kasopstelling. Die stellingen zijn voor het overige onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Het hof komt aldus tot de volgende berekening van de contante inkomsten en contante uitgaven van verdachte en zijn medeverdachte in de tenlastegelegde periode:
Contante opnamen 2008-2014
€ 55.320,00
Gewonnen geld legale pokerspelen
€ 125.000,00
Lening en verkoop sieraden
€ 7.000,00
Inkomsten [A] 2012-2014
€ 19.100,00
Ter beschikking voor contante uitgaven
€ 206.420,00
Contante betaling VW Golf [kenteken 2]
€ 6.000,54
Contante betaling VW Golf [kenteken 3]
€ 14.000,00
Contante betaling VW Golf [kenteken 4]
€ 7.000,00
Contante stortingen 2008-2014
€ 116.705,00
Contante betalingen camping ‘ [B] ’
€ 6.404,67
Contante uitgaven kleding, voeding, persoonlijke verzorging
€ 26.968,81
Contante uitgaven brandstof
€ 10.173,97
Aangetroffen geld bij aanhouding [verdachte]
€ 85.050,00
Totaal contante uitgaven
€ 272.302,99
Kastekort
-€ 65.882.99
Het hof stelt vast dat verdachte samen met zijn echtgenote heeft kunnen beschikken over een contant geldbedrag van ruim € 65.000,- waar geen legale inkomsten tegenover staan. Mede gelet op de verklaring van verdachte over de verhouding tussen zijn bezoeken aan legale casino’s en illegale casino’s kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook aanzienlijke geldbedragen heeft gewonnen met pokerspellen bij gelegenheden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de kansspelen. Die geldbedragen zijn naar het oordeel van het hof te beschouwen als afkomstig uit enig misdrijf [2] , waarbij het hof overweegt dat de toernooivariant van het pokerspel als een kansspel in de zin van de Wet op de kansspelen moet worden beschouwd (vgl. hof Amsterdam 27 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2316).
De winst van verdachte uit illegale pokerspelen is vermengd met zijn winst uit legale pokerspelen, de contante inkomsten van zijn echtgenote en andere bestanddelen van hun vermogen. Door de vermenging is de illegale gokwinst niet meer te identificeren binnen dat vermogen. In die situatie kan het vermogen – en nadien elke betaling daaruit – worden aangemerkt als gedeeltelijk (middellijk) van misdrijf afkomstig, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken in de onderhavige zaak. Het hof is dan ook van oordeel dat het contante geld en de daarmee gefinancierde personenauto’s gedeeltelijk middellijk van misdrijf afkomstig zijn.
Voor het bewijs van de tenlastegelegde variant van witwassen is vereist dat de verdachte weet dat zijn gedraging betrekking heeft op een uit misdrijf afkomstig goed. Onder die voor witwassen vereiste wetenschap van de criminele herkomst is mede begrepen de voorwaardelijke variant van opzet: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat het voorwerp (geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk) uit misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte – een professioneel pokerspeler die wist dat hij illegale casino’s en/of gokhuizen bezocht – op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de in de tenlastelegging bedoelde goederen (gedeeltelijk) uit enig misdrijf afkomstig waren. Het hof stelt vast dat verdachte in een periode van ruim vijf jaar meerdere geldbedragen en personenauto’s heeft witgewassen. Derhalve heeft hij een gewoonte van dit feit gemaakt.”
6. Voor de beoordeling van de middelen zijn de volgende bepalingen van belang:
- Art. 1 Wet op de kansspelen, zoals dat luidde tot 1 april 2012:
“Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden:
a. gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend;
(…)
c. gebruik te maken van een onder a bedoelde gelegenheid, wetende dat voor het geven daarvan geen vergunning ingevolge deze wet is verleend;
(…).”
- Art. 1, eerste lid, Wet op de kansspelen, zoals dat sinds 1 april 2012 luidt:
“Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden:
a. gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend;
(…)
c. gebruik te maken van een onder a bedoelde gelegenheid, wetende dat voor het geven daarvan geen vergunning ingevolge deze wet is verleend;
(…).”
- Art. 2 Wet op de kansspelen:
“Artikel 1 is niet van toepassing op:
a. gelegenheden als daarin bedoeld, die noch voor het publiek zijn opengesteld, noch bedrijfsmatig worden gegeven;
(…).”
- Art. 31, eerste lid, Wet op de kansspelen, zoals dat luidde tot 1 april 2012:
“Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1, onder a, (…) zijn misdrijven, voorzover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen.”
- Art. 32 Wet op de kansspelen, zoals dat luidde tot 1 april 2012:
“1. Overtreding van de verbodsbepaling van artikel 1, onder c, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
(…)
3. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste en tweede lid, zijn overtredingen.”
- Art. 36 Wet op de kansspelen, zoals dat luidt sinds 1 april 2012:
“1. Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1, eerste lid, onder a, (…) zijn misdrijven, voorzover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen.
(…)
3. Gedragingen, die in dit artikel als misdrijf of als overtreding zijn aangemerkt, zijn economische delicten in de zin van artikel 1, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten.”
- Art. 36a Wet op de kansspelen, zoals dat luidt sinds 1 april 2012:
“1. Overtreding van de verbodsbepaling van artikel 1, eerste lid, onder c , wordt gestraft met geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
(…)
3. De feiten, strafbaar gesteld in het eerste en tweede lid, zijn overtredingen.”
7. Het
eerste middelbevat de klacht dat het oordeel van het hof dat de geldbedragen die de verdachte heeft gewonnen met illegale pokerspellen afkomstig zijn uit enig misdrijf onjuist, althans onbegrijpelijk is, omdat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat de overtreding van art. 1, eerste lid, onder a, Wet op de kansspelen opzettelijk is geschied en evenmin dat de pokerspellen bedrijfsmatig werden aangeboden in voor het publiek opengestelde gelegenheden.
8. Het middel treft geen doel. In de overwegingen van het hof ligt besloten dat het uit de verklaring van de verdachte dat hij illegale casino’s bezocht, heeft afgeleid dat in die illegale casino’s opzettelijk zonder vergunning pokerspellen werden aangeboden, terwijl die illegale casino’s voor het publiek opengestelde gelegenheden waren en/of de pokerspellen bedrijfsmatig werden aangeboden. Dat oordeel, dat nauw verweven is met waarderingen van feitelijke aard en daarom slechts in beperkte mate in cassatie kan worden getoetst, acht ik niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de bewijsvoering van het hof naar voren komt dat de verdachte, een professionele pokerspeler, in zijn verklaringen onderscheid heeft gemaakt tussen het pokeren in legale casino’s, “illegale gokhuizen” en bij mensen thuis. De termen “illegale casino’s” en “illegale gokhuizen” duiden op bedrijfsmatige activiteiten waarbij aan het publiek opzettelijk zonder vergunningen pokerspellen worden aangeboden. Het oordeel van het hof, dat de met illegale pokerspellen gewonnen geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, geeft in zoverre geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl dat oordeel evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring is in zoverre naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed.
9. Het middel faalt.
10. Het
tweede middelbevat de klacht dat het oordeel van het hof dat de geldbedragen die de verdachte heeft gewonnen met illegale pokerspellen afkomstig zijn uit een misdrijf, te weten de opzettelijke overtreding van het verbod van art. 1, onder a, Wet op de kansspelen, onjuist, althans onbegrijpelijk is. Aan deze klacht is ten grondslag gelegd dat deze verbodsbepaling zich richt tot degenen die zonder vergunning aan anderen gelegenheid geven deel te nemen aan kansspelen, terwijl de verdachte enkel gebruik maakte van dergelijke gelegenheden. De opbrengsten uit de pokerspellen zijn daarmee volgens de stellers van het middel niet afkomstig uit enig misdrijf, maar uit een overtreding, te weten overtreding van de verbodsbepaling van artikel 1, eerste lid, onder c, Wet op de kansspelen.
11. Ik stel voorop dat voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 6 december 2001,
Stb.2001, 606, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven, houdt ten aanzien van het desbetreffende bestanddeel onder meer het volgende in:
" Voor de strafwaardigheid van het witwassen maakt het niet uit of de witwasser eigen crimineel voordeel witwast dan wel de opbrengst van andermans misdrijf. In beide gevallen is sprake van een schending van de door de strafbaarstelling van witwassen beschermde rechtsgoederen (namelijk aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde), die op zichzelf voldoende grond is voor bestraffing. In veel gevallen zal het de drugshandelaar of fraudeur zèlf zijn die (een deel van de) witwashandelingen pleegt, namelijk om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. In andere gevallen gaat het om de meer georganiseerde vormen van criminaliteit, waarbij vele personen zijn betrokken en waarbij uiteenlopende criminele handelingen (zowel gronddelicten als witwashandelingen) worden gepleegd. In zo'n geval is minder relevant wie precies de witwassers zijn en wie de plegers van de gronddelicten en zou een verdachte mijns inziens bijvoorbeeld voor medeplegen aan witwassen moeten kunnen worden vervolgd ook al is niet uitgesloten dat hij zich, als lid van de criminele organisatie, mede schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan het gronddelict (in zo'n geval kan overigens ook artikel 140 Sr worden telastegelegd, zie HR 14 september 1999, NJ 2000/23). Ook de internationale witwasovereenkomsten maken geen onderscheid tussen het witwassen van opbrengsten van eigen of het witwassen van opbrengsten van andermans misdrijven.
(…)
Voldoende is dat wordt (tenlastegelegd en) bewezen dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Niet vereist is dat de rechter identificeert welk misdrijf precies aan het voorwerp ten grondslag ligt. Vaak zal dit niet mogelijk zijn, terwijl het ook niet relevant is voor de strafwaardigheid van het witwassen. Gaat het bijvoorbeeld om handelingen van verdachte Y ten aanzien van een bankrekening waarop hij en zijn compaan opbrengsten van hun verschillende criminele activiteiten (mensenhandel, afpersing, drugshandel) plachten te storten, maar is niet duidelijk uit welke van die activiteiten de betrokken gelden afkomstig waren (wellicht uit allemaal), dan kan niettemin bewezen worden geacht dat die gelden uit enig misdrijf afkomstig waren." [3]
12. In de overwegingen van het hof ligt als zijn oordeel besloten dat de speelwinsten die de verdachte heeft behaald door middel van illegale pokerspellen afkomstig zijn uit door (een) ander(en) gepleegd misdrijf, te weten het opzettelijk zonder de daarvoor vereiste vergunning gelegenheid geven om deel te nemen aan die pokerspellen. Dat oordeel getuigt in het licht van de aangehaalde wetsgeschiedenis niet van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van het bestanddeel “afkomstig (…) uit enig misdrijf”, terwijl het mij evenmin onbegrijpelijk voorkomt. Daarbij neem ik in aanmerking dat het hof heeft vastgesteld dat geldbedragen zijn gewonnen in het kader van pokeren in illegale gokhuizen. Daarin ligt besloten dat de winsten zijn gegenereerd als gevolg van het opzettelijk aanbieden van het pokerspel zonder vergunning. Aldus heeft het hof kunnen oordelen dat de desbetreffende geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het enkele feit dat het gebruik maken van een gelegenheid om deel te nemen aan een zonder vergunning daartoe aangeboden pokerspel een overtreding is, staat daaraan niet in de weg. De speelwinsten staan immers in de vaststellingen van het hof met beide feiten in verband. Die omstandigheid dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om aan het pokerspel deel te nemen, laat onverlet dat de met dat pokerspel behaalde speelwinst afkomstig is uit een door (een) ander(en) gepleegd misdrijf, te weten het aanbieden van dat pokerspel. Ik wijs er daarbij nog op dat zich hier niet de situatie voordoet waarin het hof de chronologie en causaliteit tussen het misdrijf en hetgeen afkomstig is uit het misdrijf heeft miskend. [4] Het organiseren van de illegale pokerspellen gaat immers vooraf aan het witwassen, terwijl causaal verband bestaat tussen dat misdrijf en de door de verdachte door middel van de illegale pokerspellen gegenereerde geldbedragen.
13. Aldus geeft het oordeel van het hof dat de geldbedragen die de verdachte heeft gewonnen met illegale pokerspellen afkomstig zijn uit enig misdrijf ook in zoverre geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring is in zoverre naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed.
14. Het middel faalt.
15. De middelen falen. In elk geval het eerste middel kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Met uitzondering van één voetnoot heb ik de door het hof gebruikte voetnoten weggelaten.
2.In die zin dat die inkomsten dan afkomstig zijn geweest uit overtreding van het verbod van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op de kansspelen om zonder de daarvoor vereiste vergunning gelegenheid te geven mee te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing van de winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, welke overtreding ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Wet op de kansspelen, voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf is.
4.Vgl. mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2014:1879, onder 22) voor HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046, NJ 2015/324, m.nt. Borgers. Zie ook de noot van Wolswijk onder HR 16 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:35, NJ 2018/424.