ECLI:NL:PHR:2019:1414
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen middelen van cassatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld namens de verdachte, die eerder door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en witwassen, begaan door een rechtspersoon. De verdachte is op 18 juli 2018 door het hof veroordeeld tot een geldboete van € 12.000,00. De aanzegging van de cassatie is op 18 april 2019 aan de verdachte betekend, maar er is geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet in haar cassatieberoep ontvangen, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep. Dit arrest heeft ook samenhang met verschillende andere zaken waarin medeverdachten zijn betrokken, wat de complexiteit van de zaak vergroot. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt van tijdige indiening van cassatiemiddelen.