ECLI:NL:PHR:2019:1433
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van cassatieberoep wegens ontbreken schriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 30 januari 2018 een arrest gewezen waarin het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2017 is bevestigd, met uitzondering van het aspect van het verbeurdverklaarde geld. Het hof heeft de betalingsverplichting van de betrokkene verlaagd met het verbeurdverklaarde bedrag van € 5.865,-. De betrokkene was verplicht om een bedrag van € 11.028,- aan de staat te betalen, gebaseerd op een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 16.893,-. Het cassatieberoep is op 12 februari 2018 ingesteld, maar er is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend namens de betrokkene. Hierdoor is de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep, conform de artikelen 437 lid 2 juncto 511h van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn beroep. Deze zaak heeft samenhang met de zaak 18/03731, waarin ook een conclusie zal worden getrokken.