Conclusie
Het cassatieberoep
De zaak
Bespreking van de cassatiemiddelen
‘Smartphone’
eerste middelbehelst de klacht dat het hof het verweer, inhoudende dat het uitlezen van de ‘smartphone’ van de verdachte onrechtmatig is en op grond daarvan uitsluiting van het uit onderzoek aan die telefoon verkregen bewijsmateriaal moet volgen, heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. Het oordeel van het hof dat kan worden volstaan met de constatering dat sprake was van een vormverzuim is volgens de steller van het middel onbegrijpelijk gemotiveerd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat onrechtmatig onderzoek aan de onder de verdachte in beslaggenomen telefoons heeft plaatsgevonden. In het bijzonder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat inbreuk is gemaakt op het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het onderzoek aan de inbeslaggenomen ‘smartphone’ van de verdachte. Het uitlezen van die ‘smartphone’ is onrechtmatig nu dit is geschied zonder voldoende wettelijke basis, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het te constateren vormverzuim zal dienen te leiden tot uitsluiting van het uit het onderzoek aan de ‘smartphone’ verkregen bewijsmateriaal, met als gevolg dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 4 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair (13Putt 1) ten laste gelegde en het in zaak B onder 1,2 en 3 (13Wakasa) ten laste gelegde, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat door het ontbreken van toestemming van de officier van justitie of rechter-commissaris weliswaar sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, maar dat de inbreuk dermate gering is geweest dat met de enkele constatering van het vormverzuim kan worden volstaan.
Op 13 december 2013 zijn onder de verdachte in het kader van zijn aanhouding voor voorbereidingshandelingen met betrekking tot een gewapende woningoverval ten behoeve van de waarheidsvinding drie telefoons inbeslaggenomen; een Samsung GT E 1180 telefoon, een LG KF 750 Secret telefoon en een HTC Sensation XE ‘smartphone’.
De LG telefoon speelt in de bewijsvoering van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten geen rol en zal dientengevolge bij de bespreking van het verweer buiten beschouwing blijven. Aan de Samsung telefoon - niet zijnde een ‘smartphone’ - heeft een onderzoek door de politie plaatsgevonden, dat een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich bracht; er is een contactenlijst met 15 contacten gegenereerd. Het onderzoek aan de Samsung telefoon-wordt gelegitimeerd door de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren neergelegd in artikel 94, in verbinding met artikel 95 en 96 Sv. Aan de HTC ‘smartphone’ heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden waarbij onder meer de foto-, film-, geluidsbestanden en Whatsapp en Skype gegevens zijn veiliggesteld en opgeslagen.
Nu de raadsvrouw verweer heeft gevoerd met betrekking tot onderzoek aan een ‘smartphone’ begrijpt het hof het verweer aldus dat dit uitsluitend ziet op het onderzoek aan de HTC ‘smartphone’, welk onderzoek volgens de raadsvrouw een bijna compleet beeld heeft gegeven van verdachtes doen en laten.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 4 april 2017 (ECL1:NL:HR:2017:584) het toetsingskader uiteengezet voor het doen van onderzoek aan een smartphone door de politie. In dit arrest wordt overwogen: “voor de waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen of beschikbare gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd. Dat geldt ook voor in andere inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken, waaronder smartphones, opgeslagen of beschikbare gegevens. De wettelijke basis voor dat onderzoek door opsporingsambtenaren is gelegen in het samenstel van de bepalingen waarop de bevoegdheid tot inbeslagneming is gebaseerd. Voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 94, in verbinding met artikel 95 en 96 Sv, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.”
In hoeverre dat vormverzuim tot sancties moet leiden hangt af van het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat hierdoor is veroorzaakt. Het belang van de verdachte dat er geen belastend bewijsmateriaal ten aanzien van strafbare feiten die door hem gepleegd zouden zijn wordt ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang en kan niet gelden als nadeel in de zin van artikel 359a lid 2 Sv. Het geleden nadeel bestaat voor de verdachte daaruit dat verbalisanten kennis hebben kunnen nemen en hebben genomen van privégegevens die de verdachte op zijn telefoon had staan, terwijl hij recht had op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.
Met betrekking tot de ernst van het verzuim houdt het hof rekening met het gegeven dat de verbalisanten ten tijde van het thans voorliggende onderzoek nog geen kennis hadden van de uitspraak van de Hoge Raad als voormeld en het onderzoek dat plaatsvond in het kader van de verdenking van een zeer ernstig misdrijf (voorbereiding van een overval in een woning), hebben vormgegeven zoals op dat moment uit beschikbare regelgeving en jurisprudentie mocht worden afgeleid. Voorts kan nog worden opgemerkt dat de, gelet op genoemd arrest van de Hoge Raad, te verzoeken toestemming aan de officier van justitie dan wel aan de rechter-commissaris tot een onderzoek zoals uitgevoerd aan de HTC ‘smartphone’ - gelet op die gerezen verdenking jegens de verdachte - zonder twijfel zou zijn verleend.
Van enig moedwillig handelen met veronachtzaming van de te respecteren belangen van de verdachte is het hof niet gebleken.
Evenmin acht het hof om die reden strafvermindering passend en gerechtvaardigd. Het hof zal, alles afwegende, volstaan met constatering van het verzuim.
Voorts is van belang dat - gelet op de beoordelingsfactoren als bedoeld in art. 359a, tweede lid, Sv - het wettelijk stelsel aldus moet worden opgevat dat een vormverzuim in de zin van dat artikel niet steeds behoeft te leiden tot een van de daar omschreven rechtsgevolgen.
Art. 359a Sv formuleert een bevoegdheid en niet een plicht, en biedt de rechter die een vormverzuim heeft vastgesteld, de mogelijkheid af te zien van het toepassen van een van de daar bedoelde rechtsgevolgen en te volstaan met het oordeel dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. De strekking van de regeling van art. 359a Sv is immers niet dat een vormverzuim hoe dan ook moet leiden tot enig voordeel voor de verdachte. (…)”
Innerlijk tegenstrijdige bewijsvoering?
tweede middelbehelst de klacht dat de in zaak B onder 1 bewezen verklaarde doodslag niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid omdat daaruit niet kan volgen dat de verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door drie kogels op hem af te vuren.
- om 20.22 uur, Frankemaheerd 12
- om 20.22 uur, 1101 AX nummer 1
- om 22.07 uur, Bijlmerplein 888
- tussen 22.08 en 22.16 uur, Bijlmerplein 888 .
Uit de historische verkeersgegevens blijkt ook dat er geen telefoonverkeer is tussen 22:16 uur en 23:17 uur.
Foto vergelijkend onderzoek vuurwapens
derde middelbehelst de klacht dat het hof ten aanzien van de in zaak B onder 1 bewezen verklaarde doodslag heeft verzuimd te motiveren op grond waarvan het geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de door verbalisant [verbalisant 1] gedane waarnemingen in het kader van het foto vergelijkend vuurwapenonderzoek.
Het verweer wordt verworpen.”
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op de telefoon van [verdachte] was een grote hoeveelheid foto’s aanwezig. Tussen de foto’s bevonden zich meerdere foto’s van vuurwapens en munitie. Op een deel van deze foto’s is [verdachte] te zien terwijl hij een wapen of wapens in zijn hand vasthoudt.
(…)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Voorwerp: pistool
Merk: FEG, voorzien van de valse merkinscriptie “Carl Walther”
Model: PA63, voorzien van de valse modelinscriptie “PP”
Kaliber: 7.65mm Browning
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder de van de Wet wapens en munitie.
Voorwerp: munitie
Kaliber: 7.65mm Browning
Aantal: 7
Model: volmantelrondneus
Merk: Sellier & Bellot
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Nadat ik foto 1 (uit de telefoon van de verdachte) had ingezoomd zag ik aan de linkerzijde het serienummer […]. Tevens zag ik dat het merkteken boven de trekker beschadigd (weggekrast) was. Deze krasbeschadigingen hadden een karakteristieke vorm. Op de foto van de linkerzijde van het vuurwapen uit het wapenrapport zag ik het serienummer […]. Verder zag ik dat het merkteken boven de trekker beschadigd was (weggekrast). Deze krasbeschadigingen hadden een karakteristieke vorm en kwamen exact overeen met de krasbeschadigingen die te zien waren op de foto’s, afkomstig uit de telefoon verdachte.
Aan de onderzijde van het vuurwapen nabij de monding van de loop zag ik een ovaalvormige beschadiging/slijtage. Op de foto van de rechterzijde van het vuurwapen uit het wapenrapport zag ik aan de onderzijde van het vuurwapen nabij de monding van de loop een ovaalvormige beschadiging/slijtage. Ik zag dat de beschadiging/slijtage aan de onderzijde van het vuurwapen op de aangeleverde foto’s op exact dezelfde locatie bevonden en dat zij nagenoeg dezelfde vorm hadden.