7.2.2
Oogmerk en opzet
De verdachte ontkent dat hij met zijn giften aan [medeverdachte] de bedoeling had om [medeverdachte] te bewegen tot een handelen of nalaten in zijn functie van wethouder dan wel dat hij de giften heeft gedaan ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen [medeverdachte] heeft gedaan en/of nagelaten. De giften deed de verdachte uit vriendschap: hij en [medeverdachte] zijn sinds vele jaren goede vrienden.
Op basis van de voorhanden wettige bewijsmiddelen zal het hof beoordelen of de conclusie gerechtvaardigd is dat uit het handelen van de verdachte op grond van de uiterlijke verschijningsvorm en de feiten en omstandigheden van en rondom de giften volgt dat de verdachte met het doen van de giften het oogmerk had om [medeverdachte] te bewegen iets te doen en/of na te laten en/of de verdachte opzettelijk de giften heeft gedaan ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen [medeverdachte] heeft gedaan en/of nagelaten in zijn bediening. Daarbij is de omvang en de aard van de giften en het moment waarop de giften zijn gedaan van belang.
Wat betreft de aard en de omvang van de giften is het hof gebleken dat er geen sprake geweest is van een eenmalig aan [medeverdachte] geschonken grote som geld of een periodiek geldbedrag dat de verdachte aan [medeverdachte] heeft gegeven.
Het gaat in deze om door de verdachte gedane betalingen ten behoeve van [medeverdachte] , in de periode dat [medeverdachte] wethouder was, gedurende een aantal jaren, waaronder meerdere reizen, soms per privévliegtuig of helikopter, verblijf in hotels, etentjes en kaarten voor voetbalwedstrijden en beurzen, en financiële bijdragen aan [A] en ten behoeve van de reclamezuil.
Het hierdoor door [medeverdachte] genoten voordeel had meer dan een beperkte omvang. Zo ging het bij de bezoeken aan WK- en EK-voetbalwedstrijden en de vastgoedbeurzen in Cannes en München om enkele duizenden euro’s per bezoek. Het betrof bovendien een aantal jaarlijks terugkerende giften, gedurende een geruime periode van circa acht jaar.
Op het moment dat de verdachte de betreffende giften deed was de verdachte, zoals hiervoor al is aangehaald, betrokken bij een aantal grote projecten binnen de gemeente Roermond , waarmee voor hem grote financiële belangen waren gemoeid. De verdachte en [medeverdachte] hadden door deze projecten in die periode intensief zakelijk contact en een nauwe samenwerking. Dit blijkt onder meer uit de verslagen van de diverse overleggen die in de ten laste gelegde periode werden gevoerd.
In dit kader is van belang dat de verdachte, gelet op het verkrijgen en de voortgang van voornoemde projecten, gebaat was bij een goede relatie met de gemeente Roermond en met [medeverdachte] in het bijzonder. [medeverdachte] besliste weliswaar niet alleen, de gemeentelijke besluitvorming was in handen van het college van B&W, maar hij was betrokken bij de besluitvorming en als wethouder -onder meer- verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening en economische ontwikkelingen.
Illustratief voor de relatie en de samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] is naar het oordeel van het hof een aantal voorbeelden uit het dossier waarin naar voren komt hoe de verdachte en [medeverdachte] samenwerkten en hoe de verdachte voor [medeverdachte] van nut was c.q. kon zijn.
Zo is er een aantal schriftelijke stukken van [betrokkene 2] (een naaste medewerker van de verdachte) waaruit blijkt dat er tijdens het verblijf in St. Tropez tussen de verdachte en [medeverdachte] , overigens zonder dat daar ambtenaren bij waren, over lopende projecten werd gesproken. Daarbij werden kennelijk door de verdachte en [medeverdachte] informatie en standpunten uitgewisseld.
Lopende projecten werden ook besproken tijdens periodieke overleggen waarbij, blijkens de daarvan gemaakte verslagen, aanwezig waren de verdachte, wethouder [betrokkene 1] en [medeverdachte] met voornoemde [betrokkene 2] . Getuige [getuige] , destijds werkzaam bij de gemeente, heeft verklaard: “Er wordt natuurlijk heel veel gesproken met de medewerkers van [I] ( [betrokkene 2] en [verdachte] ). Dat niet alles via de formele besluitvorming verloopt en dat ze buiten het formele overleg al dingen bespreken en al afgekaart hebben, dat is wel duidelijk.”
Een ander voorbeeld betreft de gunning van infrastructurele werken rondom […] . In een brief van [betrokkene 2] d.d. 30 juni 2006 is opgenomen dat door toedoen van de verdachte ook het bouwbedrijf [L] B.V. bij de gemeente aan tafel is gekomen. En voorts “Het feit dat de gemeente niet voor [L] heeft gekozen, wordt verdachte] door [betrokkene 3] ( […] ) ernstig verweten, waarna wethouder [medeverdachte] met [betrokkene 3] heeft gebeld om aan te tonen dat [verdachte] zijn uiterste best heeft gedaan om de werken bij [L] onder te brengen.”
Een ander voorbeeld blijkt uit interne notulen van [F] B.V. van een overleg op 23 januari 2009 over het onderwerp […] en de vestiging van Zara: “ [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) wil ook [medeverdachte] op de hoogte stellen, zodat er misschien ook vanuit het gemeentebestuur een brief naar Zara kan worden verzonden.”
Uit deze voorbeelden blijkt naar het oordeel van het hof in de eerste plaats dat [medeverdachte] actief betrokken was bij de projecten van de verdachte. Bovendien blijkt hieruit het belang en de (mogelijke) invloed die [medeverdachte] had of kon hebben bij de gunning en de voortgang van de projecten van de verdachte en het daar aan voorafgaande besluitvormingsproces.
Het hof beschouwt het besluitvormingsproces in dit kader in ruime zin. Dit omvat dan niet slechts het besluit en het direct daaraan voorafgaande beraadslaging in het college van B&W, respectievelijk de gemeenteraad, maar ook het daaraan voorafgaande traject.
Voorts stelt het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte tijdens de bezoeken aan de vastgoedbeurs in München lunches organiseerde waarvoor zijn bestaande en potentiële investeerders en andere zakelijke contacten werden uitgenodigd. Ook [medeverdachte] werd voor deze lunches uitgenodigd en hij heeft deze ook bijgewoond.
Dat de aanwezigheid van [medeverdachte] voor de verdachte bij deze lunches van belang was volgt naar het oordeel van het hof uit een opmerking in een memo van [betrokkene 2] waarin wordt aangegeven dat het grote voordeel in München is dat “de belangrijkste beslisser van de stad Roermond ” ook aanwezig zal zijn.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de verdachte zoals hiervoor weergegeven naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op het bewegen van de ambtenaar en wethouder [medeverdachte] tot een doen dan wel een nalaten in strijd met zijn ambtelijke plicht om het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en verbeteren van een zodanige relatie met [medeverdachte] , dat [medeverdachte] tegenover de verdachte niet meer zo onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot de verdachte, dat het niet anders kan zijn dan dat het oogmerk van de verdachte daarop gericht is geweest.
Daarnaast is het oogmerk en opzet van de verdachte er op gericht geweest dat [medeverdachte] aanwezig was bij door de verdachte georganiseerde ontmoetingen met potentiële nieuwe opdrachtgevers van de verdachte.
Voornoemde uiterlijke verschijningsvormen kunnen evenzeer worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op – kort gezegd – het belonen van [medeverdachte] naar aanleiding van wat [medeverdachte] in strijd met zijn ambtelijke plicht in het verleden heeft gedaan of nagelaten ten gunste van de verdachte, dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van de verdachte ook daarop gericht is geweest.
In dit verband is voor het hof niet alleen van belang de hoeveelheid en de frequentie van de giften, de omvang daarvan en de tijdstippen waarop deze zijn gedaan door de verdachte, maar ook het feit dat de verdachte in dezelfde periode zich op soortgelijke wijze heeft gedragen ten opzichte van [betrokkene 1] , een andere ambtenaar en wethouder van de gemeente Roermond .
Het hof is, anders dan het Openbaar Ministerie, van oordeel dat (voor het overige) niet is gebleken van een concrete gunst of tegenprestatie die [medeverdachte] zou hebben gegeven in ruil voor de giften van de verdachte.
Weliswaar komt uit het dossier het beeld naar voren dat de verdachte voordeel heeft gehad bij de besluitvorming door de gemeente, maar noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit het dossier kan in bewijsrechtelijk voldoende overtuigende zin worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk door [medeverdachte] is bevoordeeld.
Aan een zodanige conclusie staat niet alleen de collegiale besluitvorming binnen de gemeente in de weg, maar ook de inhoud van de (bij de rechter-commissaris afgelegde) verklaringen van ambtenaren en leden van het college van B & W. Velen daarvan hebben aangegeven dat zij niet gemerkt hebben dat [medeverdachte] de verdachte of andere ondernemers daadwerkelijk heeft voorgetrokken of op een andere manier heeft begunstigd.