ECLI:NL:PHR:2019:588
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij het instellen van hoger beroep na verstekveroordeling
In deze zaak is de verdachte bij arrest van 29 september 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, waarbij mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie heeft voorgesteld. Het middel klaagt dat het hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep, en dat dit oordeel ontoereikend en onbegrijpelijk is gemotiveerd.
De bestreden uitspraak houdt in dat de verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2016 bij verstek is veroordeeld. De raadsman heeft op 27 september 2016 hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelt dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De dagvaarding in eerste aanleg is op 8 juni 2016 aan de verdachte betekend, waardoor hij binnen veertien dagen na de einduitspraak, dus uiterlijk op 12 september 2016, hoger beroep had moeten instellen. Het hof concludeert dat de raadsman niet tijdig op de hoogte was van de zitting, maar dat dit niet leidt tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2018:754) beslist dat indien de dagvaarding in eerste aanleg aan de verdachte in persoon is betekend, de niet-naleving van artikel 51 (oud) Sv geen verschoonbare termijnoverschrijding oplevert. Het hof heeft derhalve terecht geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.